Ark van Noach

Ark van Noach

Een zorgeloze nacht. Met het eerste zonlicht wakker worden en dan uitgerust aan de dag beginnen. Dat is waar we aan toe zijn na de hondsdolle ervaring van een paar uur geleden.

Ome Lombok denkt er anders over.

Om zes uur ‘s ochtends schrikken we wakker van een reeks harde geluiden, bestaande uit het gekraak en gekrab van een heleboel poten. Alsof een losgeslagen beest om ons bed aan het rennen is en binnen de kortste keren naar onze kelen kan vliegen.

Stef vliegt half slaapdronken overeind en slaat instinctief zijn arm om Simone. Hij probeert ergens iets gloeiends en schuimbekkends te spotten, maar ziet niks. Deels door de donkere kamer, deels door de schele ogen die hij van zijn ouders heeft mogen erven. In het wilde weg roept hij ‘HEY’, in de hoop het beest af te schrikken en weg te jagen. Simone knijpt angstig in Stefs arm, totdat ze een beetje wakker begint te worden en het geluid enigszins kan plaatsen.

Af en toe, wanneer we in Nijmegen in het bed liggen, horen we muizen over het dak trippelen. Het oorverdovende gestamp en gekras is zeker geen trippelen te noemen, maar het is wel een soortgelijk dakgeluid. Hoogstwaarschijnlijk zijn het ditmaal geen muizen, maar een stel apen die ons huisje aan hun ochtendwandeling hebben toegevoegd. Na een tijdje stopt het geluid en durven we voorzichtig weer verder te slapen. ‘Dat is nog eens een wekker’, mompelt Simone voordat ze weer indut.

Het ontbijt wat we een paar uur later aantreffen maakt het ochtendtafereel weer helemaal goed. Waar we in al onze vorige verblijven moesten kiezen tussen óf brood met ei óf een pannekoeken als ontbijt, maakt de homestaymeneer ze gewoon allebei klaar. Hoe is het mogelijk.

We zitten in een soort mini-dorp op een bergtop. Om ons heen staan nog drie andere huisjes waar andere gasten verblijven, en in het midden staat een open hutje van bamboe. Hier wacht de meneer tot wij en de andere gasten wakker worden, waarna hij ons voorziet van een goddelijk ontbijt. Wanneer de tijdelijke bewoners zijn gevoerd, gaat hij weer terug naar zijn gezin of andere werk.

Dat andere werk moet vandaag helaas even wachten. De meneer vertelt ons dat de internetkabel stuk is, waarschijnlijk doorgebeten door een aap of iets dergelijks, waardoor hij zijn mini-dorp niet van WiFi kan voorzien. Daarom spenderen we de rest van de dag in een leuk cafeetje aan de weg, waar we onder het genot van een tempeh burger aan het blog werken. Ook komt een onderwerp ter sprake wat ons de komende dagen nog bezig zal houden: Mt. Rinjani.

Toekomstvulkaan ter illustratie

De Rinjani is een klotegrote vulkaan die men in 3 dagen en 2 nachten kan beklimmen. Het is een van de toeristische trekpleisters van Lombok en daardoor al regelmatig langs onze neuzen voorbij gekomen. Lachen gieren brullen zo’n berg, zou je zeggen, maar de 3726 meter hoge aardplaatgeboorte zorgt voor remoer in ons reisgezelschap. Want hoewel Stef de klim best ziet zitten, vindt Simone het iets te veel van het goede om ongetraind 3 dagen lang door het as te banjeren. Na verschillende voor- en tegenargumenten uit te wisselen, komen we op het idee om eventueel op te splitsen als we allebei wat anders willen. Stef naar de Rinjani, en Simone alvast snorkelen op de Gili-eilanden. We besluiten alvast wat gidsen te contacteren en parkeren het onderwerp dan tijdelijk.

Ondertussen besluit tientallen meters boven ons menig diersoort in ons huisje te trekken. Wanneer we in de avond weer terugkeren zijn de meeste alweer vertrokken, op twee sensationele wezens na.

Wanneer Simone het gordijntje dicht wil doen, stuit ze op bezoeker nummer 1. De uit de klauwen gegroeide gecko, die ons gisteravond al boven de deur gedag kwam zeggen, heeft zichzelf binnen gelaten. Dit vinden we eigenlijk alleen maar leuk. We noemen hem Sam en heten hem van harte welkom. Bij het binnenstappen van de wc, onthult bezoeker nummer 2 zich. Met deze zijn we iets minder blij.

Een spin ten grote van een handpalm krioelt over onze muren. We proberen met verbale aanmoeding Sam zo ver te krijgen om het gevecht met de spin aan te gaan en daarmee een episch natuurgevecht te ontketenen, maar dit wil niet baten. We moeten het heft toch maar in eigen handen te nemen.

Als een mannelijke man stapt Stef naar de homestaymeneer om een bezem te vragen. Hij heeft zichzelf vier inwendige peptalks gegeven en is klaar om de spin te laten zien wie de baas is. Dit blijkt uiteindelijk noch Stef, noch de spin te zijn, maar de homestaymeneer hemzelfve. Met bezem in de hand loopt hij voor Stef uit. Hij ziet de spin, verontschuldigt zich voor het ongemak en haalt genadeloos uit. Tot zover Stefs heldenverhaal.

De volgende dag besluit Stef zijn surftalent verder te ontwikkelen. Ditmaal zonder de instructies en aanmoedigingen van Bob. Het ging de eerste keer namelijk zo goed, dat het solo ook een eitje moet zijn.

We zijn beide nog tot op het bot verbrand van de eerste sessie. Simone besluit haar kreeftenbenen vandaag daarom buiten de zon te houden en neemt plaats onder een parasol om Stef aan te moedigen. Gewapend met zijn afritsbroek snelt hij de zee in om eigenhandig wat golven te bitchen.

Het wordt al vrij snel duidelijk dat de golven vandaag de bovenhand hebben. Er klopt helemaal niks meer van in Stefs hoofd. Zijn gehuurde surfboard is een maat kleiner als bij de eerste les, waardoor hij na iedere misstap genadeloos in de zee wordt geworpen. Ook blijkt het een stuk lastiger te zijn zonder een Bob die ‘paddle, paddle, jump!’ roept.

Telkens als het bijna lukt, kijkt Stef als een trotse peuter of Simone aan het kijken is. Dat doet ze, en keer op keer verschijnt er een dikke duim als antwoord. Simone was eigenlijk van plan haar ogen dicht te doen en een boekje te luisteren, maar het idee dat het Stef zou lukken en dat ze dan niet kijkt vindt ze onverdraaglijk. Tevreden neemt Stef de nonverbale aanmoediging in ontvangst, om vervolgens weer in de zee te verdwijnen.

Na ruim twee uur vol vallen, terugkrabbelen, ketsen en proesten vindt hij het mooi geweest. In een Donald Duck loopje, het stamperige loopje wat naar buiten komt in het geval van slecht humeur, ploft hij nors naast Simone neer. ‘Dat ging niet zo goed hè’, zegt ze lachend.

‘Nee’

Op onze laatste dag in Kuta besluiten we een dagje te niksen aan het strand. De verzameling zandkorrels die een aantal dagen geleden nog schoon oogde, is inmiddels gevuld met een lading plastic troep. ‘Het zal wel iets met de stromingsrichting te maken hebben’, concluderen we terwijl we tussen het afval door een doorgang naar het water proberen te vinden.

De afgelopen dagen stampt er een grote olifant door onze hoofdkamers, genaamd Rinjani. Na nog een laatste overleg lijkt het erop dat we een paar dagen op gaan splitsen. Een veelzeggende stilte volgt. Stef kijkt Simone aan, en met vochtige ogen kijkt ze terug. ‘Ik zie het gewoon helemaal voor me dat ik straks een schildpad tegenkom tijdens het snorkelen, en dat ik dit dan niet met je kan delen’. Stef knikt, en voelt zich hetzelfde over de vulkaanbeklimming. We realiseren ons dat je alles maar één keer voor de eerste keer mee kan maken. En er is geen betere manier om dit te doen, als samen. Rinjani kan nog wel even wachten. Dan hebben we mooi een reden om nog een keertje terug te keren.

Opgelucht droogt Simone haar tranen. We grinniken even over onze belachelijke luxeproblemen en rijden dan weer richting huis.

Een nieuwe avond, een nieuwe titanenstrijd. Ditmaal verschijnt er in de linkerhoek Sam de huisgecko, en in de rechterhoek een dikke mot. Simone mot er niks van hebben en loopt naar binnen. Na een paar sensationele minuten volgt Stef haar.

Morgen wacht er vroeg in de ochtend een taxi op ons, aan de voet van de berg. Deze taxi brengt ons naar smerige diefstal, stralende zonsondergangen en merkwaardige mushrooms. Op naar de Gili eilanden!