Saplas
Op een zwart bordje zien we in gele sierletters ‘Viet Duc Sapa Hostel’ staan. Dat moet het zijn! We lopen naar binnen en vallen midden in een huiselijk woonkamer tafereel. Twee kinderen liggen met een gigantische knuffel op de bank tv te kijken. Een vriendelijk ogende vrouw springt op en verwelkomt ons hartelijk. Ze vertelt dat we de enige gasten in het hotel zijn. Ze kijkt naar buiten en schudt verdrietig met haar hoofd. Door het slechte weer is het niet druk in Sapa.
Ze loopt voor ons de trap op richting de kamer. Omdat we toch de enige gasten zijn, mogen we in de grootste kamer blijven zonder extra te betalen. Dat is aardig. De ruimte bestaat uit twee grote bedden, omringd door ouderwets behang met daaraan twee schilderijtjes. ‘Kunnen we eindelijk eens apart slapen’, zegt Simone met een glimlach. Stef is al niet meer aan het luisteren naar de onophoudelijke sneren; hij staart aandachtig naar de aparte schilderijtjes waar landschappen op afgebeeld zijn. Één van de twee hangt half voor de deur naar het balkon. Deze vreemde plek moét wel iets verbergen. Met een acceptabele portie geweld probeert hij het kunstwerk van de muur te halen, maar het zit letterlijk muurvast.
We zijn doodop van de twee intensieve dagen bij mama Sa. We kiezen het linkerbed en kruipen onder de zachte, dikke dekens. De matrassen zijn wederom van steen, maar dat doet ons niks; we vallen gelijk in slaap. Vol goede hoop kijkt Simone de volgende ochtend uit het raam. Ze sluit de gordijnen snel na het zien van de buitenwereld. Het regent nog erger dan de vorige dagen. We besluiten hier gebruik van te maken door de was te doen. Stef’s stinkende onderbroeken hebben zich weer opgestapeld, dus stoppen we ze allemaal in de wasbak van de badkamer. We gooien er een of ander hotelzeepje bij en beginnen met wassen. Zo goed als dit gaat, zo slecht gaat het drogen: Het is stervenskoud in de kamer, dus blijft alles na uren voor de ventilator gehangen te hebben even nat.
Stef loopt naar beneden om een nachtje bij te boeken. De vrouw reageert in gebrekkig Engels met ‘One more week?’. Stef probeert haar te pijlen. Maakt ze een grapje of verstaat ze me niet goed? Hij heeft de Aziatische humor nog niet helemaal door. ‘What?’, zegt hij zachtjes. De vrouw begint te lachen. Terwijl Stef weer richting de kamer loopt, ziet hij de vrouw nog steeds nagenieten van haar grapje.
Rond een uur of 1 trekken we onze poncho’s aan en Stef zijn natte onderbroek om ergens te lunchen. We hebben al minstens één dag geen vegaburger meer op, dus besluiten we onszelf er op een te trakteren. Onderweg lopen we langs allerlei winkels met merkkleding- en tassen. Een échte North Face regenjas voor maar €4. Dat zijn nog eens prijzen. Simone ziet een mooie jas hangen voor een ton en besluit haar plastic gevaarte in te ruilen voor een hip stukje merkkleding. Als een kind zo blij huppelt ze met haar nieuwe jas door de straten. Iedereen mag hem zien. Niet geheel onverwachts is dit geluk maar van korte duur: een paar dagen later vergeet ze haar jas in een hostel. Over deze hartverscheurende ervaring later meer.
Wonder boven wonder stopt het in de avond met regenen. We besluiten de stad te verkennen, en vinden een groot contrast met de schilderachtige rijstterrassen en valleien waar we de afgelopen twee dagen onze tijd hebben gespendeerd. Het is een kermis vol neon borden van hotels en restaurants. In het midden van de stad speelt een grote sfeerfilm af van lachende toeristen die door de rijstvelden lopen en kilo’s noedels eten. Golfkarretjes die functioneren als taxi’s zijn gevuld met Aziaten en rijden door te straten. Op elke hoek staan een handvol (Aziatische) toeristen selfies te maken voor gebouwen die ons niet zo bijzonder lijken.
Het is bijna onwerkelijk dat een paar kilometer verderop verschillende groeperingen in hun houten hutjes leven. Terwijl we terug naar de kamer lopen begint het weer te te regenen, dus besluiten we de neon lichten achter ons te laten om de volgende ochtend vroeg de bus te pakken naar Hà Giang.
Elke backpacker die al in Vietnam is geweest, begint te glunderen als hij of zij vertelt over de motortocht in Hà Giang. Dit is een Vietnamese provincie en schijnt één van de indrukwekkendste gebieden van het land, en misschien wel heel Zuidoost Azië te zijn. Om deze bergregio met zijn haarspeldbochten, filmlandschappen en rivierdalen te aanschouwen, volgen veel reizigers een motorroute die de ‘Ha Giang Loop’ wordt genoemd. Overmorgen gaan we de route zelf afleggen. Met positieve spanning en vooral ontzettend veel zin stappen we de bus in.
Die zin verdwijnt bij binnenkomst als gele sneeuw voor de zon. We zitten weer helemaal achteraan met alleen de achterbak tussen ons en de weg. Dat betekent een hoop gehobbel en dakgekop voor de aankomende 4 uur. Hier houdt het echter niet op: Na ongeveer 20 minuten vraagt Simone aan Stef of hij het ook zo vindt stinken. ‘Het ruikt hier wel een beetje naar boerderij ja’, zegt Stef. ‘Het zal de vogelkooi van die meneer voor ons wel zijn.’ Simone kijkt naar de vogelkooi die midden in de bus staat. Er komt verdacht weinig geluid uit. Ze accepteert de stank en pakt haar tas van de grond om haar koptelefoon op te zetten.
‘Gadverdamme Stef!’, roept Simone uit. Hij kijkt verschrikt op. Zou ze zijn scheet geroken hebben? ‘Heel mijn tas zit onder de modder’, zegt Simone met een vies gezicht. ‘Ik denk van mijn schoenen’. Stef kijkt naar de bruin geworden tas op Simone’s schoot. Hij pakt hem met de topjes van zijn vinger op en zet het naast zich neer. Een vieze bruine plek blijft achter op de trui en jumpsuit van Simone. Naarmate de busrit vordert, wordt de geur steeds intenser en de plas ‘modder’ op de grond steeds groter. ‘Dat kan toch niet van mijn schoenen zijn?’ Simone kijkt nog eens om haar heen, maar ziet niets wat zou kunnen lekken. Het zal wel, denkt ze voor de zoveelste keer deze reis.
Halverwege de rit stapt de meneer met zijn vogelkooi uit. Gelukkig! Nu zal de geur ook wel minder worden? Niks is minder waar. Simone kijkt angstig naar het bruine goedje waar ze met haar schoenen in zit en wat zich naar haar broek, trui en tas verspreid heeft. Ze zet haar luisterboek weer aan om er niet verder over na te hoeven denken.
De buschauffeur stopt in een onverhard steegje vol krakkemikkige huizen met daken van golfplaten. Hij loopt naar de achterbak en doet deze open. We horen wat gerommel, en dan plots een ruimtevullend en oorverdovend gekrijs. We draaien voorzichtig onze hoofden een kwartslag om en zien onze chauffeur een gevecht voeren in de achterbak. Na veel gekras en gekrijs trekt hij triomfantelijk een grote kip aan zijn poten omhoog.
Alle puzzelstukjes vallen plots in elkaar: de stank, de plas en de bruine kleur. Heel voorzichtig pakt Simone haar trui vast en brengt ze het langzaam richting haar neus. Naarmate de bruine vlek dichterbij komt, wordt de geur sterker en sterker. Het is overduidelijk. Simone zit al 3 uur lang in de kippenuitwerpselen. Ze weet even niet of ze in lachen uit moet barsten of moet huilen in een hoekje. Dit is te goor voor woorden.
Als we bij ons hostel aankomen, rent Simone zo snel mogelijk richting de douche. Ze haalt haar poeptas leeg en snelt zich vervolgens de trap af richting de doucheruimte. Stef besluit in de tussentijd de tas ergens weg te gooien. Hij kijkt naar de prullenbakken in de slaapruimte, maar vindt het een beetje lullig om de geurbom daarin los te laten. Hij loopt naar de hostel mevrouw en legt in het Engels uit wat er zojuist is gebeurd en vraagt waar hij de tas weg kan gooien. Het lieve mevrouwtje snapt er niks van. Ze pakt de tas aan en legt hem op de toonbank, pal naast de keuken waar vers fruit en broodjes klaarliggen. ‘Dat is niet handig’, denkt Stef. Hij haast zich naar de slaapruimte om zijn telefoon met Google Translate te pakken. De mevrouw leest het vertaalde verhaal aandachtig door en kijkt dan vol afschuw naar de tas. Ze maakt nog even ongemakkelijk oogcontact met Stef en verplaats hem dan richting de prullenbak.
In het hostel ontmoeten we een handvol backpackers die net als ons morgen starten aan de Hà Giang loop. Zo zijn er minstens 5 Australische jongens met lange haren en tanktops die in elke zin meermaals het woord ‘like’ gebruiken. Ze hebben een eigen motor, waarmee ze door Vietnam rijden. Ook is er een erg aardig Australisch meisje die een paar dagen geleden aan haar solo backpack avontuur is begonnen. We hebben gelijk een klik, omdat we in dezelfde afschuwelijke bus zaten. En we hebben haar per ongeluk in een greppel zien plassen. Ze heet Grace en is een van de meest extraverte personen die we ooit ontmoet hebben. Ze wil niet zelf motorrijden, omdat ze niet eens op een normale fiets kan blijven zitten. Gelukkig is dat geen probleem; bij ons hostel, het ‘Bong Hostel’, kun je een zogeheten ‘Easy Rider’ huren. Je zit dan de gehele tocht bij een local meneer of mevrouw achterop, zodat je in alle rust om je heen kunt kijken. ‘Wat zullen wij doen?’, vraagt Simone aan Stef.
Deze vraag wordt beantwoord tijdens de informatiebijeenkomst van het hostel over de loop. De mevrouw van het hostel overhandigt iedereen een plattegrond met een voorgekauwde route. Ook geeft ze ons allerlei tips en praktische informatie. ‘Hoe laat kunnen we het beste vertrekken morgen?’, vraagt een van de Australiërs. ‘Nou’, begint ze, ‘Nét buiten de stad is er een politie checkpoint. Om eventuele boetes te voorkomen, komt er morgenvroeg om 11 uur een gids die jullie langs dit checkpoint zal begeleiden, dus ik raad aan om op dat tijdstip met hem mee te rijden.’ We grinniken wat en besluiten haar advies op te volgen.
Na wat wikken en wegen besluiten we ook om de loop zelf te rijden. Stef als de easyrider en Simone achterop. We huren een semi automatische motor, een dikke vette Honda Blade, en klimmen ons stapelbed in. Om 11 uur is het dan zo ver. We hebben er zin in.