Op ficken (Hà Giang Loop 2/2)
Een ‘bergweg’ die nog gemaakt moet worden voordat we er overheen kunnen rijden. Het Skypath, wat zo hoog in de bergen ligt dat we God bijna de hand kunnen schudden. Een twee uur durende boottocht door Smaragdgroen water in een waanzinnige vallei. Dit staat allemaal op de planning op de derde dag van de Ha Giang loop. Reden genoeg om iets eerder ons bed te verlaten dus.
De wekker staat om half 8. Pak en beet 10 uur rollen we onze kamer uit. Het blije water van de voorgaande avond vormde toch een grotere belemmering dan gedacht.
Na hartelijk gedag te zeggen, springen we op de motor richting de eerste bezienswaardigheid: het Skypath. Dit pad is uit de zijkant van een enorme berg gehakt, waardoor je letterlijk op een ondergrond van wolken kunt lopen, vlak langs de afgrond. Bovenaan het pad bevindt zich het topje van de berg. Uit de zijkant steekt een stuk rots waar men op kan gaan zitten om een intense foto boven de afgrond te maken.
Stef besluit eerst naar het topje te klimmen en op de terugweg even op het uitsteeksel plaats te nemen. Tijdens het klimmen hoort hij iemand buitenlandse klanken door de berg gillen. Hij kijkt achterom, en ziet op een nog hogere buurberg een meisjes wat planten plukken. Haar echo is nog tot 5 keer toe te horen. Gelukkig is de kans op lawines hier niet zo groot.
We snorren de route verder af richting een enorm dal in het midden van twee bergen, waar onderin verschillende tourbootjes over smaragdgroen water varen. Wij zelf besluiten de boottocht over te slaan en het tafereel van bovenaf te bekijken. We bestellen twee bananensmoothies en een bord friet, en zien onder ons mensen zo groot als mieren om de boten heen plonzen.
Terwijl we samen van het uitzicht genieten, spelen er ook wat lichte zorgen op. Het is namelijk al 2 uur in de middag, en we moeten nog minstens 4 uur rijden voordat we onze laatste overnachtingsplaats bereiken. Simone wil graag vóór zonsondergang binnen zijn, welke rond 6 uur plaats vindt. Past precies zou je zeggen, maar we moeten nog over een ‘weg’ waar volgens ons starthostel flink aan wordt getimmerd, waardoor de kans aanwezig is dat je stil komt te staan. Dat wordt krapjes.
Stef ziet het als zijn levensmissie om zichzelf en zijn waardevolle bagage heelhuids naar de bestemming te brengen, voordat de donkere bergen ons opslokken. Het doet ons denken aan een filmidee waar we in Pai (Thailand) op zijn gekomen, toen we voor een van de eerste keren een scooter huurde. Het gaat als volgt (gebaseerd op een waargebeurd verhaal):
‘De scooterverhuurder kijkt geschrokken op, terwijl een gespierde versie van Stef met een cowboyhoed en ontbloot bovenlichaam zijn winkel binnen komt lopen. Zonder iets te zeggen loopt de sexy cowboy zijn kant op. “You’re from the Netherlands?”, vraagt hij aan de cowboy. Hij knikt terug. “Then you know how to drive.” Er verschijnt een lichte grijns op het gezicht van de cowboy. Met een stem zo zwoel dat hij eicellen doet bevruchten reageert hij kort maar krachtig: “Yes, I do.” Het beeld springt over naar de cowboy, die buiten op zijn vers gehuurde scooter stapt en vervolgens de zonsondergang tegemoet rijd.’
Hoe heftig de werkzaamheden zijn en hoelang we dan moeten wachten konden ze ons in het hostel niet vertellen. Op het antwoord van dit vraagstuk hoeven we echter niet lang te wachten; naarmate we de weg naderen, komen we voor een graafmachine stil te staan die voor onze neus letterlijk de weg aan het bouwen is. Met bewondering kijken we hoe de bestuurder zijn stalen slurf gebruikt om te grijpen, gooien en slepen.
Wanneer hij na zo’n 20 minuten genoeg stenen heeft verplaatst, gebruikt hij de arm om zichzelf van de weg te duwen, zodat wij en de 30 Vietnamezen achter ons er langs kunnen. Het daaropvolgende uur is het beste te beschrijven als een totale uitputting. Het is alsof we in dezelfde blender zitten als de bananensmoothie van een paar uur geleden. De weg bestaat uit stijle hellingen en diepe dalingen, uitgerust met rotsblokken, gaten en overige hobbels. Om de haverklap moeten we weer wachten op een graafmachine die de weg voor ons aan het ontruimen is, of een vrachtwagen die net een claustrofobisch makende U-bocht moet verrichten. Stef gebruikt deze momenten dankbaar om zijn verzuurde handen, armen en rug even tot rust te laten komen.
Wanneer we na een onbepaalde tijd weer de geasfalteerde wegen bereiken, voelen deze als een eindeloze massage die precies de juiste plekken raakt. Een moment om hier rustig van te genieten hebben we helaas niet; de zon gaat al bijna onder, en we moeten nog minstens een uur rijden. Tijd om hier wat minuten van af te schrapen. We racen door de bergen met de ondergaande zon op de achtergrond en halen links en rechts verschillende locals in. Stef kan Simone door de langssuisende wind niet goed verstaan. Daarom knijpt ze af en toe in zijn zij, om te laten weten dat alles goed gaat achterin.
Na eventjes in de schemer gereden te hebben, arriveren we heelhuids op onze eindbestemming. We twijfelen in eerste instantie even of we wel op de goede plek zitten. Hoewel het in het dorp bruist van leven, is het er pikkedonker. Aan de hand van kleine bordjes langs de weg vinden we uiteindelijk ons hostel, waar we te horen krijgen dat de stroom van het hele dorp uitgevallen is. Na een tijdje springt het gelukkig weer aan, en onthult het dorp zich van een eens donkere en droevige bedoeling tot een uitbarsting van gezelligheid en leven. We gooien snel onze tassen in de slaapzaal en schuiven dan aan bij het ‘Family Dinner’. Na heerlijk gegeten te hebben met andere loopgangers blijven we nog lang natafelen onder het genot van wat Saigon biertjes.
Na een avond vol vertier is het tijd om naar bed te gaan. We vallen in slaap onder onze klamboe, met het geknars van onbekende beestjes en het gefluit van vogels op de achtergrond. Een aantal uren later wordt Simone wakker van geritsel uit de boom naast ons hutje. Ze kijkt uit het raam, en ziet daar een jongetje die met een lange, houten stok een vrucht uit de boom probeert te trekken. Het licht schijnt al fel ons hutje binnen. Simone maakt de nog snurkende Stef wakker om te gaan ontbijten.
Samen met wat andere uitslapers genieten we van een heerlijke bananen pannekoek. Vandaag is een rustige dag. De enige echte stop is een mooie waterval, en vervolgens moeten we nog zo’n anderhalf uur terug rijden naar Bong Hostel, ons startpunt.
Een Duits stel is gisteren al naar de waterval geweest en wil ons vandaag wel de weg wijzen. Op een iets te grote en imposante motor rijden ze voorop. Stef vindt het allemaal wat overdreven en lachtte van binnen een beetje toen de eigenaar van het hostel moest komen helpen om de übermotor te starten. Dat groter niet altijd beter is, wordt enkele momenten later nog even extra bevestigd.
Daarachter rijdt een jongedame uit Ierland. Haar accent klinkt alsof ze de draak wil steken met Ierse mensen door ze op ridicule wijze na te praten. Dat het heel anders klinkt dan het Britse Engels, bleek uit een gesprek van de avond ervoor: ‘I’m from I-land’ zei ze. ‘You live on an island?’, reageerde iemand. De Ierse meid moest grinneken. Ze legde uit dat in Ierland niemand de R uitspreekt, en dat ze soms vergeet dat ze die voor niet-ieren extra duidelijk moet benadrukken.
Het is niet de enige taalbarrière die op ongemakkelijke wijze ten sprake is gekomen gisteravond. Stef heeft na een aantal biertjes de behoefte om met de groep te gaan ‘vikingen’. Hij legt het spel uit aan de Duitse jongens naast ons: ‘Een iemand is de Viking. Die houdt zijn vingers als horens langs zijn hoofd en roept “VIKING VIKING VIKING VIKING”. De overige spelers zijn water. Zij maken met hun armen golfbewegingen en schreeuwen “WATER WATE…”. Stef stopt zijn uitleg wanneer de jongens hem vol ongeloof aankijken en dan beginnen te lachen. We denken in eerste instantie dat het door de idiote Viking imitatie komt, maar het blijkt wat anders te zijn. ‘In het Duits betekent “ficken” de liefde bedrijven. Dus het lijkt alsof je “SEKSEN SEKSEN SEKSEN SEKSEN” aan het roepen bent’. Als een stelletje middelbare scholieren die voor het eerst seksuele voorlichting krijgen, barsten we in lachen uit. ‘Oh’, zegt Stef vervolgens. Het spel is in de loop van de avond nooit meer ter sprake gekomen.
De Duitse jongens zijn al eerder in de ochtend vertrokken en rijden helaas dus niet met ons mee naar de waterval. Wel voegt een Britse jongen met dreadlocks zich aan de groep toe. Hij zat toevallig in dezelfde kippenbus naar Hà Giang. Vanaf dat moment zijn we hem elke dag wel een keertje tegen gekomen op de route. Dan zwaaien we vriendelijk alsof we vage kennisen zijn.
Het is pak en beet 5 minuten rijden naar de waterval, waarvan 3 minuten op een hobbelige verzameling van stenen en modder. Een van heuvels is iets te stijl voor de übermotor en zijn passagiers. De Duitse jongen geef flink gas in een lage versnelling, en kukelt vervolgens samen met zijn vriendin achterover. Ze zijn gelukkig helemaal oké, en vegen met lichtelijke schaamte de laag zand van hun kleding. Simone gelooft het allemaal wel. Ze besluit de laatste paar minuten te lopen.
Wanneer we bij de waterval aankomen, rijdt er net een grote groep motoren met de bekende gele helmen weg. We zijn deze horde al meermaals op de route tegengekomen. Ze zijn van het Yasmine Hostel, het bekendste hostel in Ha Giang die bekend staat om zijn groeptours. In een slinger van ruim 25 man rijden ze met z’n allen achter een gids aan. We krijgen rillingen van het idee, en zijn bij elke ontmoeting weer even blij dat we gekozen hebben om het met z’n tweeën te doen.
Het is heerlijk rustig bij de waterval. Een paar Vietnamese jongens vangen met een zelfgemaakte speer vissen uit het water. Een van de jongens houdt zijn handen onder de stromende waterval en grijpt er met zijn blote handen een. Vol trots werpt hij de vis richting ons, zodat we hem aandachtig kunnen bestuderen. Daarna floepert het dier weer terug het water in.
Stef is inmiddels naar boven geklommen om van het hoogste puntje van de waterval naar beneden te springen. Een of andere Belg zei hem dat dit wel verantwoord was, dus dat moet dan wel. Simone kijkt met een schuin oog toe hoe Stef in het water stort. ‘Dat was toch wel hoog hè!’, zegt hij als hij vrolijk boven komt. Simone schudt haar hoofd en is blij dat hij het bij één sprong houdt.
Na wat spetter pieter pater besluit de groep maar vast naar huis te gaan, en een druppel later gaan we achter ze aan. We halen onze backpacks op bij de homestay en beginnen dan aan het laatste stukje van de loop. Simone’s recent gekochte regenjas ligt vol huivering achter een bank te wachten tot een van ons hem oppakt en in de motor stopt, maar dat moment komt er helaas niet.
Na een paar minuten begint Stef te klagen over zijn kont. Al die tijd op de motor heeft zijn billen niet goed gedaan. We zullen jullie de details besparen, maar de kont van Stef heeft na 4 dagen echt wat rust nodig. Om de zoveel tijd stoppen we even, zodat hij even goed met zijn billen kan schudden.
Ook het laatste stukje is het uitzicht weer prachtig. Terwijl Simone op aanvraag nummers zingt als een soort Ali Express Alexa, rijden we voorbij de laatste bergtoppen en belanden uiteindelijk weer in Hà Giang.
We ploffen op de bank in het hostel, waar we uitgeput een berg springrolls naar binnen werken. Over een uur worden we alweer opgehaald om met de nachtbus naar Cat Ba te reizen. We kijken nog even naar de foto’s van de loop die bij de balie van het hostel hangen. ‘Dat hebben we gewoon gedaan hè’, zegt Stef met een trots gezicht. ‘En wat was het waanzinnig’.