Kut Bà
Hoe mooi het gisteren was, zo ronduit kut is onze laatste dag op Cát Bà. We beginnen bij het begin.
We schuiven ons ontbijt naar binnen bij het hotel, stappen naar buiten en worden onmiddellijk geconfronteerd met een dikke vette regenbui. We trekken onze regenharnassen aan en gaan per scooter de confrontatie aan met moeder natuur. Na twintig minuten door de regen gedrift te hebben, bereiken we de dagbezigheid: het Cát Bà National Park, waar men zeldzame mini apen kan spotten.
Terwijl de lucht voorzichtig opklaart, doet ons humeur hetzelfde. Wanneer we het park naderen, roept een man lachend naar ons of we wat willen eten. We slaan het aanbod voor nu af, en parkeren de scooter bij een vriendelijke scooterwachter. Iets verderop kopen we onze tickets en wandelen dan de eerste expositie van het park binnen, bestaande uit soort leeg muf schoolgebouw met daarin opgezette geiten en vlinders. Echt een leuke bezigheid.
Na vijf minuten rondgescand te hebben vinden we het mooi geweest. Eenmaal terug in de buitenlucht realiseren we ons dat we nog niet hebben geluncht. De herinnering van de zwaaiende man staat nog vers in Stef’s brein, en na een aantal pogingen om Simone te overtuigen, besluiten we naar hem toe te wandelen. Terwijl we hem het ‘restaurant’ in volgen, begint Simone argwaan te krijgen. ‘Ik weet niet hoor Stef, moeten we dit wel doen?’, vraagt ze. ‘Ach joh’, reageert Stef, ‘Heb toch een beetje vertrouwen in de medemens’.
Deze maaltijd tekent het begin van een serie toeristenscams waar we de hieropvolgende weken mee in aanraking gaan komen. Maar die verhalen zijn voor later, laten we met deze beginnen.
We nemen plaats aan een vieze plastic tafel. De ruimte om ons heen heeft meer weg van een opberghok dan een restaurant; er hangt kleding te drogen en het ligt vol met spullen. De meneer komt bij ons staan en wacht tot we iets zeggen. ‘Can we see the menu?’, vragen we hem maar na een tijdje. ‘No menu’, reageert de meneer, in een stuk minder vriendelijke toon dan toen we nog voor het restaurant stonden. ‘Only noodles, 40.000’. We kijken elkaar argwanend aan en besluiten dan maar gewoon de noedels te bestellen. Misschien kan deze meneer ze zo lekker bereiden, dat hij besloten heeft om het als enige op het menu te zetten.
Na vijf minuten in spanning wachten, krijgen we een maaltijd voorgeschoteld die menig sterrenkok doet flauwvallen. Het is een bakje met supermarktnoedels. Zo’n plastic verpakking waar je heet water bij flikkert en dan even moet wachten. De 40.000 dong is een viervoud van wat het ons in de supermarkt zou kosten. Gelukkig heeft hij er vier bananen bij geserveerd, zodat we op z’n minst een beetje vol raken.
Na een innoverende maaltijd staat Stef om te betalen. Hij geeft de man een briefje van 100.000 en wacht dan geduldig op zijn wisselgeld. Dit komt er niet. Hij besluit het de man te vragen, die hem vervolgens recht in de ogen aankijkt en dan wegloopt. Geïrriteerd loopt Stef hem achterna. ‘You eat banana, no?’, begint hij al lopend te snauwen. ‘5000 per piece’. Stef verliest nu lichtelijk zijn beheersing en vertelt de meneer dat hij na de overprijste sterrenmaaltijd niet ook nog voor de bananen gaat betalen. De man blijft van ons weglopen, en gooit dan uiteindelijk 10000 dong op tafel. Terwijl Stef nog verre van tevreden is met het halve wisselgeld, trekt Simone hem aan zijn arm mee. ‘Het is goed zo’.
Nadat Stef weer gekalmeerd is, bespreken we samen het voorval. Het is een interessante kwestie; hoewel we dit wel een scam durven te noemen, gaat het uiteindelijk maar om een euro of vier. En tóch kan Stef zit er zo druk om maken. We concluderen dat het niet om het geld gaat, maar om het principe. Maar, we realiseren ook dat dit eigenlijk best krom is, omdat we continu ‘gescamd’ worden door grotere organisaties. Een kledingmerk zou een shirt bijvoorbeeld €10 duurder kunnen maken dan de normale prijs, en daar zouden we niet van opkijken, laat staan dat we er emotioneel van worden. Maar omdat deze meneer de oplichting recht voor onze gezichten tastbaar maakt, komt het anders binnen.
Nadat Stef een lovende Google-review geschreven heeft, vervolgen we onze weg het park in. Simone is vandaag op één voorwaarde meegegaan: er worden geen bergen beklommen. In plaats daarvan bewandelen een pad dat om de berg heen gaat, langs alle hoeken van het park.
Binnen de kortste keren zijn we echter verdwaald en lopen we op één van de velen wegen naar Rome. Wanneer we uiteindelijk bij een lange trap komen, ziet Simone de bui al hangen. Een vriendelijke Vietnamees ziet haar chagrijnig door het oerwoud puffen, en besluit haar een wandelstok te geven. We klimmen een tijdje omhoog, tot we twee andere bezoekers tegen komen. Ze vertellen ons dat we rechtstreeks naar de bergtop aan het wandelen zijn, en inmiddels al ongeveer op de helft zitten. Als een mokkende, natgeregende Gandalf draait Simone onmiddellijk 180 graden en begint naar de uitgang te lopen. Die zeldzame apen die zo kenmerkend zijn voor dit park? Nergens te bekennen.
We besluiten vervolgens nog een grot te bezoeken, aangezien deze inbegrepen is in ons ticket. Het zit er vol met laaghangende grotuitsteeksels. ‘Let je op je hoofd?’, zegt Simone, terwijl ze naar een van de punten wijst. Stef negeert haar volledig, en loop er dan in volle vaart tegen aan. Simone vindt de komische timing erg vermakelijk, maar Stef kan er op dat moment nog niet om lachen. De bult is nog minstens een week blijven zitten.
De rest van de dag doen we helemaal niks meer.