Huh?
Ooit de show genaamd ‘de rust zelve’ van Jochem Myjer gezien? In een van de sketches imiteert Jochem een vrouw genaamd Ariel. Ariel is niet zo snugger en roept constant ‘Huh?!’ als ze iets niet snapt. Simone moet er gelijk aan denken als ze een Vietnamees de plaatsnaam Hue hoort uitspreken. Het klinkt alsof iemand je voor geen meter kan verstaan en als gevolg daarvan spontaan een spraakgebrek ontwikkelt.
Het is toepasselijk voor het gevoel wat we hebben bij Hue. We hebben namelijk geen flauw idee wat hier te doen is. We hebben eigenlijk over het algemeen even geen idee wat het reisplan is. We weten wat we in het Noorden wilden doen en wat we in het Zuiden willen doen, maar midden-Vietnam is nog een vraagteken.
We besluiten naar een restaurantje te gaan voor een zakelijke zakenmeeting. Er is helemaal niemand. De ober kijkt verbaast op wanneer we hem passeren en roept letterlijk ‘Wow!’. We zijn óf de eerste klanten die hij in een week gezien heeft óf woest aantrekkelijk. Misschien een beetje van beide. Het restaurant is erg gezellig en heeft een hoop tierelantijntjes aan de muur hangen. We bestellen een smoothiebowl, een dikke vette schaal loempia’s en gaan aan de slag.
De meeting gaat van start met Stef die wederom een misvormde kaart tekent, ditmaal van Hue. Hij zoekt het internet af over de plaats en noteert alle interessante punten netjes in de kaart. We sparren vervolgens wat over de Hue planning op basis van welke locaties onder en welke boven de rivier liggen, zodat we de ene dag de bovenkant en de andere dag de onderkant kunnen bezoeken.
Vervolgens tekent Stef nog een kaart van Indonesië. Lombok wordt per ongeluk net zo groot als Bali, en Bali wordt net zo groot als heel Maleisië. Pittig accuraat. Na een paar uur alles uit te peuzelen hebben we een globaal plan voor de aankomende anderhalve maand. Voldaan lopen we het restaurant weer uit.
Eenmaal terug in ons hostel laat Stef trots zijn Hue-kaart aan de eigenaresse zien. Ze kijkt naar het kaartje en vervolgens met een schuin oog naar Simone. Als ze ziet dat het daadwerkelijk een serieuze poging is, lacht ze een beetje ongemakkelijk. Stef heeft iets te veel artistieke vrijheid gebruikt bij het tekenen van de rivier, waardoor er geen hol meer klopt van de dagroutes. Hij besluit snel een groot kruis door de oude rivier te zetten en met de hulp van de vrouw een nieuwe te tekenen. Alsof je Da Vinci hemzelfve aan tante Mona ziet werken.
In de avond gaan we op pad om wat te eten. We ontdekken al snel dat Hue veel weg heeft van een bruisende studentenstad. De velen restaurants zitten vol met borrelende Vietnamese jongeren. Op één plek draagt een vriendengroep een vervormde versie van happy birthday op aan een jarige Job, en ergens anders staat een grote teddybeer tussen de tafels te dansen. Hoewel er in de verste verte geen Westerling te bekennen is, voelen we ons er toch een beetje thuis.
De volgende dag huren we een scooter om de stad te verkennen, aan de hand van Stefs getekende kaart. Als dat maar goed komt.
Hué was tussen 1802 en 1945 de keizerlijke hoofdstad van het land, en dat is nog goed te zien! De stad staat bomvol overblijfselen uit het oude Vietnam. Een daarvan is de zogeheten ‘Old Capital’, een groot paleiselijk district in het centrum van de stad.
De eerste stop is een tempel, waarvan we onmiddellijk het gevoel krijgen dat het gebouw generatie na generatie gehuisvest heeft sinds het begin van de mensheid. De tempels die we tijdens de reis bezocht hebben, zijn al niet meer op twee handen te tellen. En toch ontstaat er telkens weer een gek gevoel in onze buiken wanneer we naar binnen lopen. Stef omschrijft het onheilspellende gevoel als het betreden van een vredige sekte. Niet dat hij veel ervaring heeft met een turbulent sekteleven, maar hij denkt dat het zoiets zou zijn.
Het is er ontzettend stil. Alleen het geluid van krekels en ratelende bladeren betreed onze oren. We beginnen er automatisch zelf ook van te fluisteren.
We lopen door oude poorten en langs grote vijvers, tot we uiteindelijk de monnikken ontmoeten die in de tempel wonen. Ze lijken zich niet aan ons te storen en lachen vriendelijk wanneer we ze passeren.
Met een ietswat verrijktere ziel als bij binnenkomst stappen we weer op de scooter. We rijden het bos uit waarin de tempel zich bevindt en belanden weer in de drukke binnenstad. Na een tijdje komen twee jonge mannen naast ons rijden. ‘Wanna buy weed?’, vraagt de bestuurder. ‘I’m good, thanks!’, zegt Stef lachend. De mannen knikken en rijden weer vrolijk verder. Zien we er echt zó Nederlands uit?
Terwijl we bij een andere tempel uit de oertijd arriveren, wacht een rij Vietnamese vrouwtjes ons op. ‘Park here, parking free!’, roepen ze terwijl ze zwaaiend naar ons toe rennen. Slalommend ontwijkt Stef de ene na de andere wandelende parkeerkaart. Komen zijn skivaardigheden zelfs in Vietnam goed van pas! Thanks Heidy. We spieken snel naar de tempel door het hek. Er schijnt hier een oude keizer begraven te liggen, maar voor de rest ziet het er niet anders uit als alle andere tempels. We geloven het wel. Tijd om wat te eten.
We stoppen bij een tentje waar ze twee hele belangrijke dingen hebben: burgers en puppies. Het beestje rend in het rond en probeert Stefs schoenveters op te eten. Op de achtergrond draait een cd’tje van een coverband van the Beatles. We vragen ons af waarom je een cd opzet van een coverband als je ook gewoon de daadwerkelijke groep kan draaien. Ons gepeins wordt gesmoord door de burgerlijke serveerster. Het is waanzinnig hoeveel vegaburgers je hier kunt eten voor weinig geld. We eten er misschien wel meer dan dat we rijst eten. We hadden het echt burgerboompjebeestje.nl moeten noemen.
We vervolgen onze weg naar de eerder beschreven Old Capital. Een kaartje is omgerekend acht euro per persoon. Niet duur zou je zeggen, maar na bijna twee maanden Zuid-Oost Azië is alles boven de euro een godsvermogen. ‘Weet je wel hoeveel burgers we hier van kunnen eten?’, zegt Simone. Ze kijkt even naar de hoge muren waarachter zich het eeuwenoud centrum bevindt. De keuze is snel gemaakt. We springen weer op de scooter richting een andere bijzondere bestemming.
Stef is het Hope Center toevallig op een blog tegengekomen. Het is een grote werkplaats waar gehandicapte Vietnamezen de kans krijgen om te werken. Ze verzorgen pottenbakcursussen en maken allerlei handwerkjes in het atelier. Voor de cursus hebben we helaas geen tijd, dus lopen we na even rondgekeken te hebben door naar het bijbehorende winkeltje. We kopen allebei een sleutelhanger van het ontzettend blije meisje achter de kassa en vervolgen dan onze stadstour.
Midden in een klein woonwijkje bevindt zich een grote, stenen arena. De zogeheten ‘Tiger Arena’ werd vroeger gebruikt voor gevechten met onder andere tijgers en olifanten. We lopen langs het bouwwerk op en zien door kleine raampjes de ruimtes waar de dieren vroeger vast werden gehouden. Verder is de arena inmiddels overwoekerd tot een groot grasveld. In een van de recensies lezen we dat men nog klauwsporen op de muur kan zien zitten. De muren zijn echter zo afgetakeld dat alles een klauwspoor kan zijn. Alsnog is het idee dat op deze plek tientallen jaren geleden gevechten met tijgers werden gehouden best fascinerend.
We lopen een trap omhoog en stuiten dan op een dicht hek. Terwijl we naar beneden lopen, begint een groepje Vietnamezen klimgebaren te maken en wat te brabbelen. Kunnen we over het hek heen klimmen? Door alle akkefietjes in Ninh Binh hebben we het gevoel dat we regelrecht een toeristenval binnen lopen. Na even te twijfelen klimt Stef over het hek. Simone vindt het wel prima en blijft wachten. Tot onze verbazing maken de Vietnamezen geen aanstalten om ons geld af te troggelen. Ze blijven nog even babbelen over het weer of iets dergelijks en rijden dan weg. Het vertrouwen in de mensheid is weer hersteld.
Midden in de spits scooteren we langs de kust terug naar ons hotel. Het verkeer is een grote chaos. Iedereen doet alles maar een beetje op gevoel, en dat gaat verassend goed. Stef concludeert dat hij het voorbeeld maar moet volgen, willen we heelhuids thuiskomen. Hij sjeest rustig met de massa mee, toetert af en toe een keertje en kijkt vooral niet in zijn spiegels. Het heeft wederom veel weg van een skipiste: je enige verantwoordelijkheid is om de mensen voor je niét van hun scooter te rijden. Wat er achter je gebeurt zal je een worst wezen. Zolang iedereen zich daaraan houdt, werkt het super!
De volgende ochtend vertrekken we naar Hoi Án, het kleermakers dorp van Vietnam. Het is tijd om de nette schoenen uit de backpack te trekken.