Menorabel

Menorabel

De volgende ochtend hoppen we naar het kleine broertje van Gili Air, genaamd Gili Meno. Dit is het minst touristische eiland van de drie en wordt ook wel het ‘honeymoon island’ genoemd. Over honeymoons gesproken: het is niet meer op twee handen te tellen hoe vaak ons is gevraagd of we op honeymoon zijn. Stef begint dan altijd onnodig hard te lachen, alsof hij de grap van de eeuw hoort. Dan kijkt hij met een schuin oog naar Simone. ‘Later, later’.

Het ontvangstcomite in Meno is aangenaam klein. Er zijn maar weinig trippellende, poepende en hinnekende benenwagens. Op Stef na dan. Logisch, want er wandelen ook maar een handjevol toeristen rond. Het blijkt dat niet alleen wij, maar ook de Meno eilandbewoners genaaid zijn door de ferries. Van de een op de andere dag besloten de grote bootmaatschappijen niet meer aan te meren op de middelste Gili. Hierdoor kan je alleen per krakkemikkige lokale boot het eiland bereiken, wat logischerwijs zorgt voor minder toeristen. Wij vinden het maar een kutstreek, al schept de gezamenlijke afkeer tegen de ferries wel gelijk een band. Ook merken we dat de lokale bevolking extra blij is met elke tourist die een voet aan land zet. Kortom, we voelen ons gelijk helemaal thuis op dit semi-onbewoonde Mama Mia eiland.

We verblijven bij de ‘Rabbit Tree’, een eigenaardig hostel met Alice in Wonderland als grote inspiratiebron. Door de houten muren en verschillende op elkaar gestapelde verdiepingen lijkt het gebouw op een enorme boomhut. Er lijkt op iedere verdieping wel iets interessants af te spelen, en bij binnenkomst blijkt dit vermoeden te kloppen.

De aardige jongen achter de balie heet Dul en geeft ons een rondleiding vol passie en enthousiasme. Met iedere gang verdwalen we dieper en dieper in de rabbit hole. Er loopt een riviertje door de eet- en filmruimte. Achter iedere wirwar van trappen schuilen verstopte ruimtes en themadorms (dorm = slaapzaal). Er is een escaperoom-dorm, die het op het moment van de rondleiding even niet doet, dus laat Dul ons maar snel alle stappen zien. En een ballenbak-dorm, die redelijk voor zichzelf spreekt.

Op de eerste verdieping hangt ter vervanging van de vloer een groot net. Hier kun je volgens Dul in ‘chillen’, maar het valt al snel op dat dit met enig risico is; wanneer je op de begane vloer staat, staart er een enorm fruitnetje met de billen van de hostelgangers als mandarijnen je aan. Het dragen van een rok of jurkje is dan ook niet aan te raden.

Zelf zitten we in een privekamer in een bijbehorend gebouw naast de boomhut. Het is er niet zo artistiek als in het hostel zelf, maar er is wel airco.

Op aanraden van Dul stappen we een half uur voor de zon onder gaat onze kamer uit om de overgang van dag naar nacht te bewonderen op het meer. Op het open veldje naast de boomhut staan wat geiten te grazen.

Een van de geiten besluit zijn dominantie op ons te uiten. Niet door op ons te plassen, maar door op een grote steen te gaan staan en ons doordringend aan te staren. ‘Alles geit?’, vraagt Stef. Daar lijkt hij alleen maar bozer van te worden. Na een imposant, uitdagend sprintje geven wij ons gewonnen en wandelen met een boog om de koning van het eiland heen.

Stef is na alle surfverbrandingen inmiddels een lopende hoop schilfers. Bij iedere gezette stap vliegen er stukken huid in de rondte. ‘Smeren smeren smeren’, hoort hij zijn moeder in de achtergrond zeggen. Wie zijn bovenbenen brandt, moet op de blaren zitten.

Het eiland bestaat uit een wirwar van zanderige paden. Langs houten hutjes en palmbomen zoeken we een weg naar het meer. Na twee keer de weg kwijt te raken, in de achtertuin van een lieve familie te belanden en door hen de weg gewezen te worden, bereiken we de bestemming.

De laaghangende zon zorgt voor een glinsterende weerspiegeling. We wandelen over het bijbehorende vlonder, dat zodanig oud en kapot is dat we niks van de omgeving meekrijgen. We moeten namelijk geconcentreerd naar de grond kijken om losliggende planken, uitstekende spijkers en grote gaten te ontwijken.

Ietsjes achter het meer bevindt zich het strand, waar we nog de laatste glimp van een zakkende zon meepakken. Op de Gili-eilanden lijkt de lucht iedere dag zijn uiterste best te doen om er een nóg mooiere zonsondergang uit te persen als de dag ervoor. Al meerdere dagen achter elkaar zitten we op de eerste rij om het kleurrijke toneelstuk te bewonderen.

Bij het inchecken heeft Dul gevraagd of we met hem en nog wat andere gasten willen avondeten bij een lokaal tentje. Voordat we erheen wandelen kijken we snel of ze iets vega te nassen hebben. Er lijkt geen sprake van rijst en kwel, totdat er een door gasten geplaatste foto van het restaurant voor onze ogen verschijnt. Op de foto is een soort aquarium te zien wat we al vaker zijn tegengekomen. Deftige restaurants zetten de bakken vol vis voor de deur neer als lokkertje. Hongerige klanten kunnen dan aanwijzen welk vissebeest ze op hun bord willen hebben, waarna deze levend uit de bak wordt geramd en in de keuken zijn lot tegemoet gaat.

De bak op de foto is echter niet gevuld met vissen of krabben, maar met schattige baby-schildpadden. We kunnen ons niet voorstellen dat deze majestueuze dieren in een of andere soep te bestellen zijn, maar nemen toch maar het zekere voor het onzekere en zoeken wat anders.

Onderweg naar het nieuwe restaurant brengt het lot ons alsnog op hetzelfde pad als Dul en wat andere mensen. Na kort overleg besluiten we toch maar mee te gaan, en hier hebben we achteraf geen spijt van: Er speelt een erg leuk bandje bij het restaurant, de bak met schildpadden blijkt een rehabilitatiebak te zijn waar ze eventjes inzitten totdat ze groot genoeg zijn om de wilde zee te betreden, én we ontmoeten Holly, een ontzettend leuke Australiër met wilde krullen. We eten rijst, drinken bier en duiken dan tevreden ons bed in.

De volgende dag lopen we samen met Holly richting het strand. Ze vertelt dat ze voor vandaag eigenlijk een snorkeltocht had geboekt bij ons hostel, maar dat het wegens te weinig aanmeldingen niet door is gegaan. Daar heeft ze ons mede aan te danken. We hebben hetzelfde aanbod gekregen, maar ook weer snel afgewezen, nadat we van een jongen in Bali de tip kregen om absoluut geen georganiseerde snorkeltour te boeken.

Hij schetste hierbij een beeld dat veel weg heeft van de vissebeesten die voor het restaurant tegen elkaar aan spartelen. Wanneer de tourguide een schildpad spot, duikt de hele tourgroep er tegelijkertijd op, resulterend in in elkaar gehaakte snorkels en de flippers van je buurman op je muil.

Daarom besluiten we het solo te proberen. Bij een houten kraampje huren we een snorkel en flippers, waarna ons onderwateravontuur kan beginnen. Althans, nadat Stef zich heeft ingesmeerd. Omdat Simone uit eerdere ervaringen weet dat het insmeren van twee meter aan lichaam best even duurt, gaat ze samen met Holly alvast een duikje wagen.

Onze ogen vallen gelijk op een knalblauwe zeester, die laveloos op de bodem ligt. We hebben hiervoor enkel de broekdragende variant van SpongeBob gezien, dus maken we onder water enthousiaste geluiden naar elkaar.

Stef is onderhand ook het water in gedoken. Simone brengt hem snel naar het blauwe broekloze gedaante. De enthousiaste geluiden vervolgen.

Holly blijft nog een beetje voor de kust dobberen, terwijl wij wat verder de zee in trekken. We turen en turen, tot het dan eindelijk zo ver is. Recht voor onze ogen ziet Simone een enorme schildpad zwemmen. Het liefste doet ze een sprongetje van blijdschap, maar dat is even lastig. Ze spartelt dus maar een beetje in de rondte.

Een onwetende Stef is een eindje verderop geconcentreerd naar zand aan het staren. Simone hapt snel naar adem bovenwater, terwijl dat helemaal niet nodig is, en roept dan ‘schildpad!’ in Stefs richting. Zonder verdere communicatie duiken we beide weer het water in om de schildpad verder te aanschouwen. Ook Stef kan het niet laten om een snel onderwatersparteltje te verrichten.

Het is adembenemend hoe het beest moeiteloos door het water glijdt. Hij beweegt met een mate van elegantie die bijna nep lijkt te zijn. Stilletjes zwemmen we naast elkaar mee. Af en toe kijkt Stef eventjes in de twinkelende ogen achter de duikbril van Simone.

Uiteindelijk bereiken we de ‘grens’ van de zee, daar waar de bodem uit het niets zo’n 20 meter lijkt te zakken, en zien we de schildpad vredig in de diepte verdwijnen.

Niet veel later komen we in aanraking met de snorkeltour-experience. Een klein houten bootje heeft een groep westerlingen bij een gespotte schildpad gedropt. Enthousiast overleggen ze in het Engels wie er deze keer naartoe gaat duiken, zodat ze elkaars billen en bierbuiken niet op de vakantiekiekjes krijgen. ‘Ik zie ‘m niet’, zegt Stef na een tijdje rondgetuurd te hebben. ‘Alleen maar een of andere steen’. ‘Je hersenen zijn een grote steen’, antwoord Simone liefdevol nadat ze wel vijf keer naar de schildpad heeft gewezen.

Na een tijdje raken we beide verdwaald in onze eigen onderwaterwereld. Terwijl Stef wederom naar een stel stenen aan het kijken is in de hoop dat ze beginnen te zwemmen, begint er bij Simone een school van kleine, bijna doorzichtige visjes om haar heen te zwemmen. Ze kruipt voor een ogenblik in de vin van Ariel. De vissen zwemmen in korte bochten de zee in en Simone zwemt mee. Voor, achter en onder razen de kleine guppies langs haar lichaam.

Totdat ze een scheet of iets dergelijks in de verte horen, en de gehele school er vandoor vissensprint. Simone is weer alleen in haar onderwaterwereld. Ze besluit om Stef en Holly te gaan zoeken, totdat er in haar ooghoek iets begint te bewegen. Schildpad nummer twee meldt zich. Het beestje ligt rustig op de bodem wat gras te eten. Wanneer Simone naar onder duikt om beter kennis te maken, lijkt het alsof ze even oogcontact maakt. Voor een onduidelijke periode staren ze elkaar aan, totdat Simone besluit de intimiteit te verbreken en weer naar het oppervlakte te herrijzen.

Boven water ziet ze twee vriendelijke bleekscheten aan de rand van de zee staan. Dat moeten Stef en Holly zijn. Ze begint heftig te zwaaien en ‘kom’ gebaren te maken, maar de schimmen in het zand geven geen kik. Geïrriteerd begint Simone de gebaren nog groter te maken en fanatiek ‘schildpad, schildpad!’ te roepen. Niks. Na minstens drie minuten gejoel geeft ze het gefrustreerd op en draait ze zich op. Op steenworp afstand verschijnt een water-uit-zijn-snorkel-proestende Stef aan het oppervlakte. Simone weet niet naar wie ze al die tijd intimiderend heeft zitten zwaaien.

Eenmaal herenigd peddelen we terug naar het strand voor een welverdiende pauze. Wij bestellen Gado Gado, Holly een Gin Tonic en met de benen omhoog turen we naar een drukbezocht stukje zee. Talloze tourboten varen op en af naar de 3 vierkante meter water, en dat is niet zonder goede reden.

Onder de boten bevinden zich de ‘Gili Meno Statues’, een ietswat suffe naam voor het vier meter diepe onderwaterkunstwerk. Het bestaat uit een verzameling van 48 levensgrote mensen, die omhelzend en liggend een cirkel vormen. Het standbeeld is naast ontzettend mooi ook goed voor het rif van Gili Meno: het is gemaakt van een speciaal soort cement, waardoor koraal er zich kan nestelen. Dit resulteert op de lange termijn in een volgroeid stuk koraalrif én vraagt tegelijkertijd aandacht voor de ernstige bedreiging van het Meno rif en alle andere koraalriffen van de wereld.

Na de pauze wachten we geduldig langs de oever. Wanneer de zoveelste boot verder vaart en er geen andere op de loer lijkt te liggen, slaan we onze slag. Na vijf minuten flipperen hebben we de standbeelden helemaal voor onszelf.

Meet & greets met schildpadden zijn bijhoorlijk vermoeiend, dus wandelen we terug naar onze kamer voor een middagdutje. We raken met Holly in gesprek over het solo reizen als vrouw. Ze vertelt hoe fijn het is om met ons op te trekken, omdat ze in onze aanwezigheid niet belaagd wordt door vervelende mannen. Simone heeft er zelf nauwelijks last van gehad vanwege Stef, en Stef ook niet vanwege zijn voordeel als penisdrager, dus we luisteren aandachtig naar de situaties die Holly met ons deelt. Ze zijn stuk voor stuk misselijkmakend.

Bij aankomst in ons huisje gaat Stef per ongeluk met zijn dikke reet op Simones zonnebril zitten. Verdrietig zet ze het misvormde stuk schroot op haar hoofd, waarna Stef per ongeluk misschien wel de mooiste foto van de hele reis schiet.

Even later ontmoeten we Holly weer op hetzelfde plekje. Na de zee te betreden worden we van alle kanten lek geprikt door zeeluizen, maar dat maakt niks uit. Het is boven water adembenemend met de zakkende zon in de horizon, en onder water gaat het al helemaal nergens over.

In iedere mogelijke richting komen we schildpadden tegen. Ze pakken nog hun laatste grassnackje mee, voordat ze in hun schildpaddenbed duiken. Wanneer de zon helemaal onder is en het te donker wordt om onder water rond te kijken, besluiten ook wij dat het mooi is geweest.

‘Wezen snorkelen?’, vraagt een lokale restaurantmeneer terwijl we het water uitlopen. We knikken. ‘Ook daar?’, zegt hij terwijl hij naar een specifiek stukje zee aan de rechterkant wijst. ‘Dat niet! Wat is daar?’, vragen we. ‘In de avond zwemmen er een heleboel alen naar het wateroppervlakte om te eten. Je kunt ze nog zien zwemmen’, antwoord de meneer enthousiast. Aarzelend kijken we elkaar aan. Na een korte stilte besluiten we unaniem dat we een ontmoeting met de langwerpige elektrische waterslang des doods vandaag even overslaan.

Het avontuur eindigt met een knusse filmavond in het hostel. Met Holly en andere gasten bestellen we wat burgers bij een lokaal restaurant en ploffen vervolgens in een van de kussenhopen om ‘Meet the Millers’ te kijken.

Halverwege de film kiepert Stef per ongeluk een asbak om. Simone laat een scheet. Het was briljant op Gili Meno.