Linksaf, bergafwaarts
De oude mevrouw van ons goedkope hotel kijkt verbaast op wanneer we om acht uur ‘s ochtends binnen slenteren. ‘No check out? One more day?’, vraagt ze in een zelf gebrouwen vorm van Engels. Vermoeid en gebrekkig leggen we uit dat we net een vulkaan hebben beklommen en dat we graag nog een dutje willen doen voordat we uitchecken. Hier snapt de mevrouw helemaal niks van. Simone krijgt net als de avond ervoor een telefoon aangereikt om het verhaal nog eens te vertellen aan de grote baas. Ze gaat akkoord. En we krijgen tot 12 uur ‘s middags om uit te checken. Lekker bezig Simon.
Het kleine hotelkamertje vult zich snel met een geur die het best te omschrijven is als de dood. Onze kleding, huid en haren hebben mt. Ijen mee naar huis genomen. We deponeren de outfits snel in een wasmand a.k.a. een zwarte vuilniszak en doen er een dubbele knoop in. Na een snelle douche springen we in bed om tot 11.30 uit te slapen.
De wekker gaat. Meer uitgerust dan verwacht verlaten we ons bed. Of de ruimte nog steeds naar zwavel ruikt durven we niet zeggen; we zijn één geworden met de geur, en de geur met ons. Terwijl Stef de laatste spullen in zijn backpack stopt, ziet Simone op haar telefoon dat er rond half 1 een trein vertrekt naar onze nieuwe bestemming. Welke bestemming dit is kondigen we nog even niet aan, want de reis liep zoals gewoonlijk niet al te vlekkeloos.
We vinden het heerlijk dat we weer een keer met de trein kunnen. Java is qua vervoersmogelijkheden een stuk ontwikkelder als de ooster eilandburen, waardoor we niet afhankelijk zijn van sketchy taxichauffeurs en spookbussen.
We hijsen ons in de backpacks als ridders die hun harnas aantrekken, zeggen het oude mevrouwtje gedag en stappen dan de deur uit. Er is geen tijd te verliezen. Als we flink doorstappen, zouden we precies op tijd op het station moeten zijn. ‘Hier naar links toch?’, zegt Simone terwijl we aan de straat voor het hotel staan. ‘Volgens mij wel ja’.
Het is broeierig warm en de zon valt ons aan vanuit iedere mogelijke invalshoek. Zweet gutst uit plaatsen die in de kerk niet genoemd mogen worden. De omstandigheden zijn verre van ideaal om met een volle backpack langs een saaie autoweg te banjeren. Het overkoepelende doel om de trein te halen is het enige wat ons ter been houdt.
Na een kwartier wandelen stopt Stef plotseling met lopen. Hij kijkt om zich heen en realiseert zich dat hij deze gebouwen nog nooit eerder heeft gezien. Met angst voor wat deze informatie los zal maken in Simone pakt hij Google Maps erbij en constateert dat we precies de verkeerde kant op zijn gelopen. Simone kijkt hem verloren aan. ‘Dat méén je niet!’. Mokkend loopt ze dezelfde weg weer terug. Een mevrouw die achter haar straatbarbecue een kip staat te roosteren kijkt verbaast op als we haar voor de tweede keer passeren.
Een kwartier later zijn we weer bij ons hotel. Het voelt als een stoot in de lever. Een ontploffing van de dromenballon. Een barst in het moraal. Desondanks vermannen- en vrouwen we onszelf en maken een nieuw plan. Bij een nabijgelegen Indomaret nuttigen we een snelle lunch, waarna een taxi ons in snelvaart naar het treinstation brengt. Na een aantal verkeersovertredingen stappen we opgelucht de ruimte binnen. We zijn op tijd. Stef is zodanig tevreden met de goede afloop, dat hij bijna fluitend naar het loket loopt om twee treinkaartjes te bemachtigen. ‘Sorry’, luidt echter de stem van de jongedame achter de balie. ‘Sold out for today’. Shit. ‘En voor de rest van de dag?’ Ook uitverkocht. Stef durft het Simone bijna niet te vertellen. Hij kijkt over zijn schouder en ziet dat ze in de weer is met een katje. Hopelijk komt de klap nu minder hard aan.
‘Dat mééén je niet!’, zegt Simone voor de tweede keer. Ze zakt gefrustreerd achterover in het station stoeltje. ‘Ik ben even helemaal klaar met vandaag.’ Ze begint de kat, die inmiddels op schoot is gesprongen, te aaien. Stef ziet het gelukkig niet zo somber in en probeert Simone op te beuren: ‘Dan lassen we vandaag toch gewoon een relax-dag in? We hebben toch geen haast.’ Na nog eventjes te mokken kan Simone zich hier in vinden en begint een accommodatie voor de nacht te zoeken.
Stef regelt ondertussen een ticket voor de trein van morgen. Dit is in het ‘welvarende’ Java nog niet zo makkelijk als gedacht. De loketmevrouw helpt hem om via een app een ticketcode te bestellen. Met de code kan hij vervolgens naar de supermarkt lopen om daar de tickets af te rekenen. Top. Simone heeft een nachtje geboekt bij het ‘Ijen Backpacker’ hostel, op nog geen vijf minuten lopen van het station.
Een vriendelijk, Indonesisch stel (vriendelijk en Indonesisch zijn praktisch een synoniem) verwelkomt ons in het hostel en begeleid ons naar onze slaapplek. We lopen door een tuintje en beklimmen een trap totdat we voor een rieten hutje staan. Nadat het stel weer is vertrokken, beginnen we te grinniken. Het hutje is voorzien van een ‘badkamer’, wat gescheiden is van de rest van de ruimte doormiddel van een half uit elkaar gevallen douchegordijn vol zeesterren en schelpjes. ‘Ik moet net poepen’, zucht Stef. Simone barst in het lachen uit, terwijl Stef haar naar buiten duwt om daar te wachten. Er zijn grenzen. Wanneer het wel heel lang duurt, komt Simone naar binnen om te vragen hoe het gaat. Een hoofd verschijnt tussen de zeesterren: ‘Het gaat super.’
Daarna is Simone aan de berut. Het stinkt gelukkig al niet meer, gezien alle geuren onmiddellijk door de gaten van de rieten muren verdwijnen.
Na al deze plezierigheden besluiten we dat het een goed idee is om de was te doen. De vuilniszak des doods zal waarschijnlijk oplossen in zwavel als we ‘m te lang in onze backpacks laten zitten, dus we moeten wel. Op prehistorische wijze gaan we te werk: we leggen alle kleren op een hoop onder de koude douche en stampen er vervolgens met onze voeten op, terwijl we oengaboenga geluiden maken. Simone doet nog een beetje zeep bij haar lading, maar Stef gelooft daar niet zo in. Na voldoende sjakalaka boemboem wringen we de kleren uit totdat er blaren op onze handen staan en hangen ze dan aan een lijntje in de zon.
We ploffen op ons bed en doen de rest van de dag he-le-maal niks. En al zouden we dat willen, is er in het plaatsje geen snars te beleven. Toeristen komen hier alleen om Ijen te beklimmen en zijn, mits ze de trein halen, dan ook gelijk weer weg. Toeristische restaurants, uitgerust met een menukaart vanaf waar je dingen kunt bestellen zoals ze dat in het westen doen, zijn nergens te bekennen.
We besluiten daarom maar bij de dichtstbijzijnde Warung op Maps te eten. Het ‘restaurant’ bestaat uit een paar tafels voor een open huis, waarin een mevrouw achter een grote kookplaat staat te kokkerellen. Heel de familie is aanwezig, en ze kijken ons verrast aan als we vragen of we wat kunnen eten. Een tienerjongen verwijst ons enthousiast naar een van de tafeltjes, waarna we vragen of we fried rice met ei kunnen krijgen. De vrouw achter de kookplaat knikt en begint allerlei frutsels in een pan te pikken. Een ander familielid vraagt of we er ijsthee bij willen drinken. Lekker. Na een tijdje zet de vrouw twee enorme borden rijstigheid voor ons neer, voor nog geen vijf euro in totaal.
Geen maaltijd is compleet zonder toetje. We lopen naar de supermarkt om een ijsje te halen, waar een groepje jongeren ons ongegeneerd aan begint te staren alsof we beroemdheden zijn. Terwijl hun hoofden meedraaien met elke beweging die we maken, lopen we met een dikke vette ijsco terug naar ons douchegordijn. De eigenaren van het hostel zijn net begonnen aan het avondmaal en vragen of we mee willen eten. Ondanks dat het heerlijk ruikt, zitten we vol. Het is tijd om naar bed te gaan, want we moeten vroeg in de ochtend weer in de trein zitten. En nu echt.
De volgende dag worden we wakker met twee kakkerlakken in onze klamboe. Fijn, klamboes. Ronduit briljant. Veel tijd om erover te paniekeren is er niet, want er wacht een trein op ons. We halen de nog half natte was van de lijn en stoppen het terug in de tas. De douchetechniek heeft de Ijen geur niet uit onze kleren gekregen. Volgende keer beter.
Voorbereid als nooit tevoren staan we op tijd bij het station, inclusief tickets. Een relatief hippe trein komt aanrijden om ons naar het volgende avontuur van de reis te brengen: mt. Bromo.
Bromo is vulkaan nummer twee van de reis, en waarschijnlijk de meest bezochte in heel Indonesië. Hij is met zijn 2329 meter zeker niet de hoogste van de regio. Wat Bromo echter bijzonder maakt, is de locatie. De vulkaan ligt samen met twee andere vulkanen in een zandzee van 8 bij 10 kilometer en maakt deel uit van het het Nationaal Park Bromo Tengger Semeru dat in Oost-Java ligt. Een populaire activiteit is om de zonsopgang bekijken vanaf een nabijgelegen uitkijkpunt, iets wat doorgaans gedaan wordt met een tour.
Zo’n tour slaan we liever over: veel te veel mensen en veel te veel geld. Daarom zijn we op zoek gegaan naar manieren om Bromo op ons eigen houtje te beklimmen. Op een verborgen reisblog lezen we over een ‘secret path’, een route die entreetickets omzeilt en ons via een bosje achter een of ander hotel rechtstreeks in de zandzee werpt. Dat klinkt voor ons als muziek in de oren.
De trein stopt in een plaatjse genaamd Probolingo. We stappen enigszins verward de trein uit nadat we constateren dat er in geen enkele richting een vulkaan te bevinden is. Een lokale taxichauffeur ruikt kansen en duikt als een aasgier op ons af: ‘Taxi to Bromo? Good price!’. ‘No thank you’, zegt Stef snel terwijl we het eerste de beste restaurant binnenwandelen voor lunch en WiFi.
Al snel komen we erachter dat er een soort taximaffia in Probolingo lijkt te zijn, die al het verkeer van en naar Bromo reguleren. Er valt dus ook niet veel af te dingen met de chauffeurs, omdat ze samen één prijs hebben afgesproken waar geen van allen onder zal gaan zitten. Wel is er buiten de maffia om een speciaal soort busje waarmee je relatief goedkoop naar boven wordt gebracht, maar dit busje rijdt pas weg zodra er acht mensen in zitten. Of je betaalt alsnog een godsvermogen voor het hele busje, uiteraard.
We besluiten in de 7-Eleven te kijken hoever we met online taxi-apps komen. Stef benadert met een app genaamd Gojek twee verschillende taxichauffeurs die zich hebben aangeboden. Na een tijdje reageert chauffeur 1 niet meer en is chauffeur 2 bereid om ons voor een redelijk bedrag te brengen. Op het moment dat Stef de deal wil bevestigen, hoort hij rechts van hem zijn naam vallen. We kijken beide op en zien een mollige meneer naar ons toe lopen. ‘You need taxi?’, vraagt hij. Het blijkt chauffeur 1 te zijn, die ons op basis van onze opgegeven locatie is op komen zoeken. Dit vinden we een tikkeltje bijzonder. Nadat Stef het bod van meneer 2 noemt en vraagt of meneer 1 hieronder kan gaan, begint hij gebrekkig uit te leggen dat dit niet mogelijk is. Hij noemt stijgende benzineprijzen, het feit dat het geen hoogseizoen is en nog velen anderen dingen. Wij horen ondertussen maar één ding: taximaffia.
Vervolgens vraagt hij wie de andere taxichauffeur is waar we mee onderhandelen. Stef aarzelt om deze informatie te delen, gezien hij niet wil dat de taximaffia deze meneer met zijn lagere prijs op vriendelijke wijze komt corrigeren. Hij besluit alleen zijn voornaam te noemen. ‘Die ken ik wel!’ zegt de mollige meneer, ‘maar hij heeft een hele kleine auto, daarom is het goedkoop’. We grinniken en zeggen dat we al het een en ander gewend zijn, waarna de meneer beduusd afdruipt. 5 minuten later staat chauffeur 2 op de stoep.
Het is inderdaad een vrij kleine auto, maar met ervaren vouwwerk past Stef er makkelijk in. Terwijl de auto weg rijdt, begint Simone naar haar gordel te zoeken. ‘No no no!’, roept de man vriendelijk naar de achterbank. Uit eerdere taxiritjes hebben we al gemerkt dat gordels niet bepaald in de mode zijn in Indonesië. Misschien straal je hier als gordel dragende chauffeur uit dat je een beweging verwijderd ben van intieme kus tussen bumper en berm. Afijn, denken we, dan maar geen gordel.
Na een gezellige rit van 2 uur steil omhoog rijden, stappen we uit. Met onze 34 graden outfits staan we plotseling in de gevoelsmatige vrieskou. We waren de sensatie van het koud hebben compleet vergeten en zijn er na een minuut of vijf ook weer helemaal klaar mee. Gelukkig worden we pal voor onze overnachtingplaats gedropt met geheel toepasselijke naam: het ‘Bromo Hotel’.
Een vriendelijke meneer heet ons welkom en laat de kamer zien. Het is een ruimte met twee enorme bedden en een badkamer. We hebben allebei een nachtkastje, waar een schattig handgeschreven blaadje op ligt met verschillende routes naar mt. Bromo. In de badkamer staat een douche. Hier komt water uit, zoals bij de meeste douches, maar de temperatuur van dit water bereikt zo nu en dan het vriespunt. De meneer vertelt namelijk dat de elektriciteit af en toe uit kan vallen. Als dit gebeurt moeten we het even bij hem aangeven en dan gaat hij prutsen met wat kabels totdat alles weer werkt. Topservice.
In de avond lopen we in de enige trui die we mee hebben genomen naar een restaurantje in de buurt. Onderweg haalt het geluid van blaffende straathonden het trauma van Lombok bij Simone omhoog, maar ze houden zich gelukkig voor gezien. Voor de ingang van het restaurant staan twee zéér gemotiveerde mannen mutsen en handschoenen te verkopen. ‘Want to buy? Good quality! Very cold on mountain!’. We bedanken de mannen vriendelijk en stappen vervolgens Oostenrijk binnen.
Simone vindt het restaurant op een enorme skihut lijken, waar ze op ieder moment een meute van 100 man verwachten. Ze is nog nooit in een skihut geweest, maar Stef kan dit als ervaren skihutbezichter beamen. De meute komt helaas niet opdagen, waardoor we een ruime zitkeuze hebben naast één van de vier andere bezoekers. De verkopers blijven nog een tijdje met hun mutsen voor het raam naar ons zwaaien, maar gaan dan ook rustig zitten.
Het voelt toch wel fijn om weer even in de kou te zijn. Tevreden praten we over ons leven in ons koude kikkerlandje en de reis tot nu toe. We eten een soepje, rijstje en als klap op de vuurpijl neem Simone nog een warme chocomel als toet.
In het holst van de nacht zullen we morgen de ‘secret path’ gaan bewandelen richting mt Bromo. Dit avontuur bevat duistere confrontaties, slopende tochten en onwerkelijke natuurfenomenen. Kortom, een avontuur wat we nooit meer zullen vergeten. Tot dan!