Een stinkend zaakje
Om kwart voor acht staan we bezakt en gepakt klaar om een heerlijk ontbijtje te verorberen. Binnen nu en twintig minuten staat er een taxi aan de voet van de berg voor ons klaar. Wanneer we in de buitenlucht stappen en realiseren dat de homestaymeneer niet in zijn hutje ligt, slaat het verdriet in. We moeten dik een uur rijden, en dat gaat met name Stef niet overleven zonder bananenpannekoeken in zijn maag. Gelukkig zien we rond acht uur een bekend gezicht naar boven lopen. ‘Breakfast?’, vraagt hij lief.
De homestaymeneer kijkt vervolgens naar onze tassen en vraagt wanneer we vertrekken. Na het antwoord te horen haast hij zich naar de keuken. In tien minuten werken we voor de laatste keer het lekkerste ontbijt van de hele reis naar binnen en beginnen dan aan de tocht naar beneden.
Langs het zanderige pad staan kinderen voor hun gammele huisjes naar ons te zwaaien. Halverwege treffen we twee jonge Lomboriaanse vrouwen die met grote machettes wat bladeren langs de weg aan het kappen zijn. Een stuk of tien apen slingeren in de bomen om ze heen en schuilen in de struiken. Om een eventuele hinderlaag te voorkomen, versnellen we onze pas om bij de machetto’s aan te sluiten.
Tot onze grote verbazing komt de taxi precies op het afgesproken tijdstip aanrijden. We stappen in en ontmoeten een Nederlandse jongen die voor een paar maanden in Bali werkt. Naast hem zit een vrouw van rond de 30 die oorspronkelijk uit Zuid-Afrika komt. Ze woont nu al sinds 2012 in Bali bij een gastgezin op de bovenverdieping. ‘Mis je je familie niet?’, vraagt de jongen na een tijdje. ‘Jawel!’, luidt het antwoord, ‘maar als ik die één keer in de twee jaar zie, dan ben ik wel weer even voorzien’.
We luisteren aandachtig naar het verhaal van deze mevrouw. Thuis zag ze haar vriendinnen huizen kopen, trouwen en kinderen krijgen, terwijl zij ervoor gekozen heeft om het simpele leven te leiden in Bali. Het klinkt zo idyllisch. Emigreren, online werken vanuit huis, elke dag naar het strand. Simone dacht voor de reis dat ze wel zo zou kunnen leven, maar het idee om iedereen thuis achter te moeten laten staat haar toch te veel in de weg. En hoe langer we weg zijn, des te meer we inzien hoe fijn het eigenlijk is om in Nederland te studeren en leven.
De chauffeur dropt ons bij een eng excursiehokje met grote borden vol snorkel- en Rinjani tochten. We kijken vanuit de zaak uit op de pier waar Stef een week geleden bijna op de vuist ging met wat taxichauffeurs nadat zijn portemonnee was gestolen. We zijn er weer. Een nieuwe dag, een nieuw avontuur op een van de guurste plekken van Indonesië.
Het is ons totaal niet duidelijk wat de bedoeling is, dus loopt Stef naar de man in het hokje toe. De clownshow gaat van start, en we zitten op de eerste rij. Na te vragen wanneer onze fast boat vertrekt, vertelt het menselijk onderkruipsel genaamd Samsul dat ons ticket een ‘public boat ticket ‘ bedraagt, en dat deze pas over 5 uur vertrekt. Maar dat is uiteraard helemáál geen probleem, want voor een handje roepia kunnen we ons ticket upgraden naar de snellere boot. Dit zaakje stinkt, en dat komt niet door de nabije zeelucht.
Geïrriteerd verkondigt Stef dat hij zeker weet een fastboat ticket gekocht te hebben, maar dit heeft weinig zin. Uiteindelijk besluiten we maar gewoon op de public boat te wachten, want nadat duidelijk werd dat we niet van plan waren extra te betalen, heeft Samsul geregeld dat deze ineens binnen een uur ging. Dat is fijn Samsul, wat een service.
Als kers op de taart vertelt Samsul dat we alvast een terugticket vanaf de Gili eilanden naar Bali bij hem kunnen kopen. We hebben achteraf geen flauw idee waarom we het een goed idee vonden om met deze meneer in zee te gaan. Het heeft er voornamelijk mee te maken dat we op dat moment nog geen simkaartje hadden, en daardoor de onophoudelijke stroom stront uit Samsuls mond niet konden checken.
Met mooi ingepakte leugens als ‘je bent veel duurder uit als je het vervoer zelf regelt’ en ‘op de eilanden zelf is het lastig om aan tickets te komen’ haalt hij ons uiteindelijk over om een ticket aan te schaffen.
Na heftige onderhandelingen komen we in onze ogen op een redelijke prijs. We hebben alleen niet genoeg cash geld. Gelukkig vindt Samsul het helemaal geen probleem om Stef even naar de dichtstbijzijndste pinautomaat te brengen. Wat een lieve man. Voordat Stef een van zijn marionetten volgt, overhandigd hij alvast het cash geld wat hij heeft. Een klassieke beginnersfout. Maar dat kan gebeuren, het is niet alsof we al drie maanden aan het reizen zijn. Simone kijkt het allemaal met een kloppend hart aan. Hoewel Stef lekker in de afdingstemming is, vindt ze het het allemaal maar niks. Het duurt gelukkig niet lang voordat Stef terug komt met een pak geld in zijn tas. Hij overhandigt het tweede deel aan de meneer. Er valt een korte stilte. ‘10.000 more’, zegt Samsul dan kortaf. Stef kijkt hem verward aan. Hij weet zeker dat hij goed geteld heeft.
Stef begint te koken. ‘No no no no, I think you have it!’, bromt hij. Simone kijkt van een afstandje toe. Samsul besluit het toneelstuk van zijn leven op te voeren en bromt vrolijk terug. Een tijdje gaat het door in een welles nietes discussie, totdat duidelijk wordt dat we hier niet weg gaan lopen met ons geld. We kunnen het namelijk niet bewijzen en hebben niet bepaald thuisvoordeel.
‘Laten we maar gewoon gaan’, zegt Simone tegen haar withete reiscompagnon. ‘You can keep it’, snauwt Stef na terwijl hij met tegenzin meeloopt. Een andere marionet loopt voor ons uit naar de haven. ‘Tell your boss I’m very angry!’, zegt Stef nog tegen hem nadat hij ons het juiste steegje heeft ingewezen. De jongen glimlacht terug. Hij snapt er waarschijnlijk geen hol van. Al met al, Ryan Tour And Travel uit Lombok, 100 punten. Ronduit voortreffelijk.
We ploffen tegen een boom aan en wachten op een Indonesische oproep om de boot op te klimmen. Na ruim dertig minuten klinkt er wat gebrabbel uit de speakers en stappen een heleboel mensen naar een gammel, lang, houten bootje toe. We besluiten ze maar te volgen. Nadat we ons ticket laten zien, bestaande uit een gefrommeld papiertje met een krabbeltje erop, mogen we de boot op. Via een dun houten plankje balanceren we naar binnen. Na bukkend door alle mensen te zigzaggen, ploffen we neer op de houten bankjes. Op naar de Gili eilanden!
De boot meert na een tijdje aan in het prachtige Gili air, het meest oostelijke lid van de eilanden. We moeten het laatste stukje door het water lopen om de kust te bereiken. Vol overgave springt Stef met zijn All Stars in het water en zompt vervolgens verder naar de kust.
Op de Gili eilanden zijn auto’s verboden. Er zijn ook nauwelijks wegen voor auto’s, dus dat valt redelijk goed te handhaven. Iedereen maakt daarom gebruik van fietsen of paardtaxi’s. Bij aankomst staat een grote roedel poepende beengenoten ons op te wachten. We vinden dit maar naar en besluiten voor de eigen benenwagen te kiezen.
We verblijven de komende twee dagen in een houten bungalow, midden op het eiland. Ze hebben, net als de rest van het eiland, helemaal de Mama Mia sfeer. Smalle straatjes met schattige bordjes, leuke winkeltjes en natuurlijk bijzonder mooie stranden.
Na onze tas op bed geploft te hebben, vertrekken we naar het zandfestijn. Stef begint al snel te klagen over korrels tussen zijn tenen. Gelukkig hebben we in Kuta een dikke fles body lotion gekocht, zodat hij zich bij thuiskomst weer lekker in kan vetten.
Het is niet druk op het strand. Om de zoveel meter passeren we strandtentjes met tropical house en veel ongebruikte ligbedjes. In de verte zien we een paard aan komen lopen. Stef begint te zuchten. Op het paard zit de klassieke huppelkut schaamteloos te poseren. Wat waarschijnlijk de vriend van de mevrouw is, loopt haastig achter het paard aan om foto’s te schieten. ‘Dat gaan wij ook doen!’, zegt Simone grappend.
Na de westkant van het eiland verkent te hebben, stoppen we bij een van de strandtentjes. We ploffen in een zitzak en bestellen een colaatje. Met onze voeten in het zand kijken we hoe de zon in de zee zakt en de lucht verandert in een rood-oranje mengelmoes van mooiheid.
Wanneer de zon helemaal onder is, steekt een medewerker een groot vuur aan. Simone doet even haar ogen dicht en luistert naar de zachte deuntjes van de muziek, het knetterende hout, het gerinkel van de steentjes en de golven die het strand op spoelen. Ze kijkt naar links en glimlacht naar Stef. Wat een geluk. Na een bord Nasi Goreng is het tijd om naar ons houten stulpje te wandelen.
Thuis kan de grote invetting beginnen. De lopende bundel schuurpapier perst liters lotion uit de tube op zijn voeten. ‘Wil je mijn slippers aangeven? Ik zit in de crème’, vraagt Stef, terwijl hij met de benen in de lucht op zijn troon ligt. Hoofdschuddend doet Simone maar wat haar prinsesje vraagt. Daarna is het tijd om te gaan slapen.
De volgende dag vertrekken we per fiets richting het strand. Na snorkels en flippers bij een houten hokje te huren, manoeuvreren we onszelf de zee in. Stef ziet er uit als een labiele eend die zich geen raad weet met zijn geërfde voeten. Simone probeert nog uit te leggen dat je met flippers beter achteruit kan lopen, maar daar is hij het niet mee eens.
We positioneren onze brillen, planten de ademtubes en nemen dan een duik.
Een indrukwekkende onderwaterwereld onthult zich, gevuld met vreemd ogend koraal en vissen in honderden kleuren. We dobberen uren in het rond, met de stiekeme hoop om ergens ook nog een wilde schildpad te spotten.
Achter zich hoort Simone opeens een hoop paniekerig gespartel en gepruttel. Ze herrijst weer boven het water en ziet daar Stef heel hard van iets wegflipperen. Is hij geprikt door een kwal? Haaien? ‘Wat is er?’, roept Simone als ze haar snorkel uit haar mond heeft gehaald. ‘Een vis viel me aan!’, roept Stef angstig. Simone moet een beetje grinniken. Haar gigantische mannetje is bang voor een vis. ‘Hij was echt groot!’, verdedigt Stef zich nog.
Uitgetelt vallen we in ons ligbedje. We balen stiekem een heel klein beetje van het gebrek aan schildpadden, maar het koraal en de bijbehorende vissen waren al een hele attractie op zich. ‘Heb je er ook zoveel zien poepen?’, vraagt Stef. Simone kan zich geen poepende vis herinneren en vraagt om meer uitleg. ‘Het is alsof de vis zijn turbo aanzet. Ze zwemmen heel hard weg en laten dan een wit spoor achter.’ Simone moet lachen. Ze heeft geen turbovissen gezien. Misschien heeft Stef zojuist de gave om vissen te laten spuitpoepen ontdekt. Dat komt echt van pas in de samenleving.
Op de terugweg vallen onze ogen op de interessante krijtborden die voor veel van de strandtentjes staan. Ze promoten niet de standaard 1+1 gratis diepvriespizza of het dagvullende ‘happy hour’, maar magic mushrooms. Of terwijl, speciale paddestoelen die je als een magische zonnefee over het strand laten zweven. Naast paddestoelen lijkt ook wiet volop verkrijgbaar te zijn.
Het is een interessant contrast met het vasteland van Indonesië, waar het dragen van een wietje of andere narcotica tot een minimale celstraf van vier jaar leid. Op de Gili eilanden lijken ze dat allemaal niet zo nauw te nemen. Misschien omdat ze geen wegen hebben. Geen wegen = geen politieauto’s. Geniaal.
We slaan verschillende krijtbord-aanbiedingen af en storten dan voor de laatste keer in een zitzak. Met onze voeten in het zand pakken we nog een laatste glimp mee van een prachtige zonsondergang.