Bitchin’ waves™
Vergeet alles wat je over ons denkt te weten. Vergeet de lange zak ellende die enthousiast wordt van videokaarten die in de uitverkoop zijn. Vergeet de chaotische bloementeef die met enkel aardappelpuree een gelukkig leven kan leiden. Vandaag worden we omgetoverd tot surfdude en surfchick.
‘We gaan wat waves bitchen’, zegt Simone stoer. Stef loopt hoofdschuddend naar zijn scooter. Simone en hippe straattaal gaan niet goed samen.
De bijvoeglijke term ‘bitching’ wordt onder jeugdige jeugdelingen gebruikt om iets moois of indrukwekkends aan te duiden. Zo ook door de surfgemeenschap, waar een prominente golf wordt aangekondigd als een ‘bitching wave’. Voorbeeld: “Dude, Sjaak heeft net echt een bitching wave gepakt. Tantoe lauw”.
Het toepassen van de term ‘bitching’ als werkwoord in plaats van als bijvoegelijk naamwoord is incorrect, maar wordt desondanks door één specifieke aardbewoner alsnog gedaan.
Tegenover ons hostel staat een klein houten hutje met een stel surfplanken. Dit is het onderkomen van de ‘Heartbeach Lombok Surf Academy’, een plek die je binnen de kortste keren waves leert bitchen.
Surfinstructeur Bob staat ons op te wachten. Bob lijkt niet op een Bob. Hij is klein, heeft een bijna zwarte huid van de zon, lange zwarte haren en tatoeages op zijn gespierde armen. Die spierballen zijn niet in de sportschool gekweekt, maar in de wateren waar we ons over een tijdje in zullen bevinden.
‘Hoe heten jullie?’, vraagt Bob ons. ‘Stef’, zegt Stef. ‘Ah, step by step!’, zegt Bob grinnikend. Vanaf nu heet Stef Step by Step. Ook Simone’s naam vindt hij maar lastig. Daarom noemt hij haar maar ‘Mone’. We vinden Bob gelijk een een ontzettend leuk persoon.
Net zoals veel andere professionele surfdudes heeft Bob een surfplankhouder aan zijn scooter, zodat hij hem overal naartoe kan zeulen. Door magische landschappen gevuld met heuvels en palmbomen volgen we Bob naar een strand. Een strand met genadige golven en fijn zand; perfect voor de beginnende surfdude en chick dus.
Halverwege de rit komt Bob erachter dat hij nog moet tanken. ‘Sorry guys, I’ll be right back!’, roept hij terwijl hij terug begint te scooteren. Stef maakt dankbaar gebruik van de tijd door zich voor de verandering eens goed in te smeren. Fun fact: zonnebrand is kloteduur in Indonesië. Of in ieder geval in Kuta. Voor een klein flesje Nivea betaald men rond de €20. Het doet pijn in onze harten als we bedenken hoeveel burgers we van dat geld kunnen halen.
Na 30 minuten driften komen we aan op Selong Belanak Beach. Het is er prachtig. Het strand is omringt door kleine, groene bergen. Helderblauwe golven spoelen ritmisch aan op het witte zand. De zon schijnt fel aan de wolkenloze hemel. Kortom, een prima locatie voor wat bitchin’ surfactie.
De zee ligt er goed bij en zit vol met ‘papa’ golven, zoals Bob ze noemt. Nadat hij zijn ontbijt naar binnen heeft gewerkt, kunnen we beginnen. We krijgen een soort dikke laag foundation op ons gezicht tegen de zon. Als deelnemers aan Geordy Shore volgen we Bob, die voor ons zijn plank op het zand ploft.
Op het droge oefenen we als een stel stervende vissen de bewegingen van het surfen. Stef heeft het al vrij snel onder de knie, maar bij Simone oogt het nog wat lomp. Ze vindt het best een beetje spannend. Wat als ze het surf DNA niet in zich heeft en de komende twee uur zout gaat happen. Veel tijd om erover na te denken krijgt ze niet, want Bob wenkt dat we klaar zijn om het water te trotseren.
We dobberen op onze planken, terwijl Bob als een wijze zee-Perkamentus het water afspeurt. Hij surft al sinds hij kan lopen en weet alle geheimen van de zee. ‘Yes yes yes! You ready?’. Simone zet zich schrap voor haar eerste golf. Op het moment dat Bob ‘jump’ roept, springt ze hoopvol op de plank. Voor een volle seconde ervaart ze hoe het is om een bitchin’ surfchick te zijn. Dan kukelt ze er vanaf. Ook Stef kan bij zijn eerste paar golven niet blijven staan. Na iedere valpartij krijgen we wat tips; Simone moet meer in het midden van de surfplank blijven en goed door haar knieën zakken. Stef moet vooral gewoon zijn lange lichaam in bedwang houden.
Er komt een nieuwe golf aan. Simone begint te peddelen en te peddelen, terwijl de stroming om naar heen steeds sterker wordt. Ze peddelt, totdat de golf grip krijgt op haar surfplank. Bob roept ‘jump’ en ze springt. Het is nog heel even wiebelig, maar dan blijft ze staan. Voor het eerst in haar leven is ze aan het surfen. Met een glimlach van oor tot oor bereikt ze de kust, met een luid juichende Bob op de achtergrond.
Ook Stef krijgt het snel onder de knie. Met de zetjes en aanwijzingen van Bob bitchen we de ene golf na de andere. Het is een heerlijk gevoel om door de golven naar het zand gedragen te worden.
Twee uur later leggen we de surfplanken in het zand en ploffen we uitgeput op een stoel. Simones haren hangen in natte, wilde slierten om haar hoofd. ‘Die surflook staat je wel’, zegt Stef lachend.
Na even te denken praktisch profs te zijn na deze succesvolle sessie, worden we door de kunsten voor onze ogen weer op aarde gezet. Een groep jonge Lombokenaren rent de zee in en begint aan spectaculaire tentoonstelling. Ze springen, sliden en gaan met hun hoofden op hun plank staan terwijl deze ze naar de kust begeleid. En het ziet er zo makkelijk uit allemaal.
Ook Bob kan zich niet inhouden en sprint het water in. ‘Het is een verslaving’, verteld hij ons. ‘Wanneer ik een slechte dag heb, moét ik de zee op. Mijn goede humeur is dan zo weer terug’. Het bevalt ons wel, die surfsfeer. Iedereen is vrolijk en ontzettend positief. Don’t worry, be happy.
Met een voldaan gevoel volgen we Bob weer terug naar de surfschool. Groene heuvels sjeezen ons voorbij, terwijl de zee langzamerhand achter ons verdwijnt.
Omdat we nog lang niet uitgekeken zijn op Kuta, hebben we in de ochtend een nieuw verblijf geboekt. Ditmaal niet in het centrum, maar ietsjes daarbuiten. Aan het eind van een of ander weggestopt pad op een hoge berg, als we de recensies moeten geloven.
Op een donkere berg met loodzware backpacks een open deur proberen te zoeken. Het is niet bepaald Simone’s definitie van plezier, dus bedenken we een geniaal plan: We hebben tot 12 uur nog een scooter in huur van ons oude verblijf, dus Stef gaat per scooter eerst even kijken waar het is en neemt meteen de twee rugzakken mee. Daarna brengt hij de scooter inclusief zichzelf terug en wandelen we samen naar het nieuwe verblijf.
Zo gezegd, zo gedaan. In het holst van de voornacht sjeest Stef als een gemoderniseerde pakezel de berg op. Het enige teken van menselijk leven dat de uit de hand gelopen rots vertoont, is een aan palen hangende stroomkabel die aan de zijkant van het zandpad loopt. Na wat verdwaalde huizen en blaffende honden te passeren bereikt hij het topje van de berg, waar een vriendelijke meneer hem op staat te wachten.
Stef legt de situatie uit en springt vervolgens weer op de rammelende verzameling van ijzer en schroeven. Op naar de mevrouw in de toren die in spanning zit te wachten.
Omdat Maps een looproute aangeeft die sneller is als de scooterroute, wijken we af van het verkende gebied. In plaats daarvan lopen we een donkere sloppenwijk in, waar allerlei gezinnen voor hun huizen zitten en ons vriendelijk begroeten.
Op dat moment begint er een stem in de verte loeihard woorden uit een vreemde taal te brabbelen. Het is niet de eerste keer dat we ze horen, maar wel de eerste keer dat we realiseren dat het geen eenmalig tafereel was.
De woorden zijn afkomstig van een Moslim uit de lokale Moskee. Ze vormen een gebed, in dit geval het avondgebed, wat live door grote straatspeakers wordt geknald. Ze staan door heel Kuta verspreid, zodat het op ieder hoekje en in ieder steegje luid en duidelijk te horen is.
Zo ook in je hotelkamer, die zich jammer genoeg pal naast een moskee bevindt, waardoor je ‘s ochtends rond een uur of 5 uit je bed wordt geblazen. Dit is het lot wat ons over een paar blogs te wachten staat, maar daarover later meer.
Gedurende het gebed voelt het alsof we even op een andere wereld lopen. De onbekende, monotoon gezongen woorden snijden voor ons heen hout, maar zijn desondanks een bijzondere waarneming.
We belanden op een grote weg. Hoewel er om de zoveel meter lantaarns staan, staan ze verre van aan. Zal wel een off-season dingetje zijn, denken we.
Simone vindt de mate van donkerheid maar niks. Met zaklamp in de hand zet ze grote stappen in de richting van onze woonberg, totdat ze abrupt stil komt te staan. Het uit haar telefoon komende licht heeft de ogen van een groep straathonden getroffen. Ze lijken er niet van gediend te zijn dat we hun territorium hebben betreden.
Grommend en blaffend worden we langzaam omsingeld. De honden houden ons scherp in de gaten en wij hen. Stef probeert zich zo groot mogelijk te maken en tussen Simone en de groep honden in te blijven lopen. Als noodmaatregel heeft hij een steen in de hand genomen.
Hier hoeft hij gelukkig niks mee te doen. De honden blijven ons uiteindelijk op een afstandje nablaffen en verdwijnen dan uit het zicht. Met het hart in de keel lopen we verder. De steen houdt Stef voor de zekerheid nog even bij zich.
Na nog een soortgelijke ervaring met een andere hond, bereiken we heelhuids en zonder hondsdolheid de berg. Dat is fijn, want hondsdolheid is niet bevorderlijk als je wilt leren surfen. Na nog een kleine klautering naar de top, ploffen we uitgeput op de stoelen voor ons huisje.
Onder het genot van een Lombokisch theetje ontmoeten we een dierenvriend. Het moet niet Gecko worden.