Boot, een uitkomst

Lucky Backpackers Hostel, Vientiane, 14:08

Boot, een uitkomst

De wekker gaat om 06:00 in de ochtend, een half uur voordat de lokale haan begint te krijsen. We zijn vandaag extra vroeg opgestaan, omdat we de avond van tevoren geen zin meer hadden om onze tassen in te pakken. Onder het genot van Ernst en Bobbie ruimen we in recordtijd de kamer leeg. Klokslag 07:00 staan we buiten op de stoep, wachtend op de taxi die ons naar de landsgrens van Laos zal brengen.

In de taxi worden we vergezeld door Andreas, een Italiaanse man wiens leeftijd lastig is in te schatten. Ergens tussen de 25 en 35. Andreas vertelt dat hij zich in Chang Rai (de plek vanaf waar we de taxi nemen) heeft ingeschreven bij een taalschool, waar hij het komende jaar Thais gaat studeren. De school opent haar deuren ergens in oktober, dus gaat Andreas voor een maandje Laos verkennen. De Italiaan doet Stef een beetje denken aan de jongens die bij hem in het propedeusejaar van HBO-ICT zaten: een lange paardenstaart, een tikkeltje sociaal gestoord, maar boven alles supervriendelijk.

De taxi dropt ons bij het grenspunt tussen Thailand en Laos. Als onwetende toeristen lopen we een stroompje mensen achterna, tot we bij een glimlachende mevrouw in een hokje terecht komen. ‘You can wissel the Thaise bath to the Laotiaanse kip here’, vertelt ze ons. Prima mevrouw, doen we dat. Stef geeft zelfverzekerd 10000 bath aan de mevrouw, ter waarde van ongeveer €270, en krijgt vervolgens 4 miljoen Laotiaanse kip terug. 4 miljoen. Het voelt alsof je real life Monopoly aan het spelen bent en zojuist ‘Brink, Ons Dorp’ binnen bent gelopen. Terwijl we opzoeken hoeveel vastgoed je met 4.000.000 kippen kunt kopen, worden we naar de bus gewenkt die ons over de grens zal brengen.

De busrit is te omschrijven als uitermate droog. We rijden over een weg van ongeveer een kilometer. Op deze weg staat eerst om de tien meter een Thaise vlag, tot het halverwege subtiel omschakelt naar de Laotiaanse vlag. Na de rit stappen we uit in een soort vervallen staatsgebouw, met daarin enkele kantoortjes met Aziaten die voor zich uit aan het staren zijn. Voor het gebouw staat een groot kunstwerk in de vorm van een (neppe) diamant. De edelsteen zal ooit voor welvaart en macht gestaan moeten hebben, maar valt na jaren van nalatig onderhoud van ellende uit elkaar. Al met al is het erg symbolisch voor wat we in dit ongerepte land aan gaan treffen.

We lopen een stukje het gebouw in, zoekend naar een bordje met ‘Visum’ of ‘Loop maar gewoon door, kan ons het schelen’, tot een soort Aziatische Mister Proper™ ons wenkt om bij hem te komen. Hij draagt een nette broek en leren schoenen, met als kers op de taart een lichtblauw overhemd. We aarzelen even of we deze gladde meneer (zowel in kledingstijl als in hoofdhaar) wel in vertrouwen moeten nemen, maar realiseren ons dan dat we zelf ook geen idee hebben wat we aan het doen zijn. We volgen in een groep van een man of 10 Mr. Aziproper™ het gebouw in, waar hij ons verteld naar welke loketten we moeten lopen om de grens over te komen.

Stef wordt nog even voor zo’n 40 Bath (€1) opgelicht door de grensmeneer, maar voor de rest gaat het redelijk soepel. We schaffen ons visum aan, en alsof we het licht aan het einde van de tunnel betreden, wandelen we Laos binnen. Hoewel het einde in zicht is, zijn we er nog lang niet; achteraan de tunnel staat de glimlachende meneer met het lichtblauw overhemd ons op te wachten.

Mr. CleanAsian™ vertelt ons dat we nog even bij zijn kantoor langs gaan, zodat we rustig bij kunnen komen voordat we in de boot stappen. Met een gedeelte van de originele groep stappen we in een tuktuk. De ‘assistent’ van Mr. Gladinator™ gaat tegenover ons zitten. We proberen een gesprek aan te knopen over Laos, maar komen er al snel achter dat ze geen woord Engels spreekt.

Na een minuut of tien arriveren we in het kantoor, bestaande uit een uit elkaar vallende, smerige schuur waarin een aantal plastic campingstoeltjes in een kringetje zijn gezet. We nemen allemaal plaats en luisteren vervolgens aandachtig naar het verhaal van Mr. Geloofwaardigoverhemd™: ‘De Thaise simkaarten die in jullie telefoons zitten werken niet meer in Laos. Om hier een simkaart aan te vragen, moet je eerst naar de overheid, waar ze je verzoek in behandeling nemen. Dit kan wel een week duren‘. Goh, dat is lang, denken we. Met samengeknepen billen wachten we op de ‘maar’. ‘MAAR...’, vervolgt Mr. Kaleknaller™, ‘gelukkig kun je ze óók in ons kantoor kopen. De simkaart komt dan op naam te staan van ons bedrijf, waardoor er geen overheid aan te pas hoeft te komen.’

Goh, dat is handig. Wat een uitkomst. Hartstikke legaal. Beter dan dit kan het niet worden. ‘Maar het wordt nog beter! ‘, aldus Mr. Kleinebenengrotemond™. ‘Jullie zitten dadelijk twee dagen op de boot. Gedurende deze reis komt er geen enkele mogelijkheid meer om eten aan te schaffen. Maar vrees niet, je kunt hier zoveel eten en drinken kopen als je wilt. We bieden zélfs vers bereide broodjes aan van onze eigen kok.’ Achterin de schuur komt de kok tevoorschijn, een vrouwtje in de 70. Met haar tandloze glimlach zwaait ze onze kant op. Tot onze opluchting hebben we van tevoren al boodschappen gedaan. Dat scheelt weer een voedselvergiftiging.

We blijven rustig op de stoeltjes zitten, terwijl een gewaardeerde collega van Mr. Properverkoper™ onze overtuigde medereizigers naar het dichtstbijzijnde pinautomaat brengt. Nu de grote groep vertrokken is, merken we dat de sfeer in de kantoorschuur plots een stuk luchtiger wordt. Mensen lachen met elkaar, dollen wat rondt. Ze geven elkaar nog net geen high fives voor de tientallen toeristen die ze zojuist in de val hebben gelokt. En dit is niet zo vreemd; Na wat uitmuntend spionagewerk komt Simone er achter dat iedereen in de schuur familie van elkaar is, met aan het hoofd Mr. Propersunshine™. Dat verklaart een boel.

De pinners keren terug naar de familiereünie en kopen braaf een simkaart, lunch en nog wat versnaperingen. Vervolgens stappen we weer in de wachtende tuk tuk, welke ons naar ons beoogde doel brengt: de slowboat. Mr. Seksmetdiekale™ zal niet met ons meegegaan, maar verzekert ons dat we in goede handen zijn. Erg geruststellend.

Via een gammele loopplank stappen we in de trage boot, welke het beste te omschrijven is als een grote, veredelde gondel. De boot is opgedeeld in 3 stukken: helemaal voorin de boot zitten voornamelijk locals op grote banken, met daartussen een gedeelte om samen te dineren. In het midden van de boot zitten wij op een aantal afgeschreven autostoelen die aan een metalen frame zijn gelast (wat verrassend lekker zit), met daartussen een aantal houten tafels. Achteraan de boot zit nog een groep mensen aan een soort biertafel. Zelfs wanneer ze naast elkaar zitten schreeuwen ze naar elkaar om boven het geluid van de ronkende motor uit te komen. Daar genieten wij middenzitters volop van mee.

De boottocht is ronduit prachtig. We varen op de Mekong-rivier langs enorme bossen, bergen en allerlei soorten dieren op. Als we het uitzicht beu zijn, spelen we samen spelletjes en kletsen we met de andere bootgangers. Voornamelijk met Andreas, de Italiaan van de taxirit.

Het meest bijzondere aan de tocht zijn de stops die we af en toe maken. De slowboat vaart dan naar de rivierbank toe, waar op het eerste gezicht niks te zien is, totdat er ineens allerlei mensen uit de bossen verschijnen. Deze lokale bewoners wonen ergens boven op de berg in een klein hutje of dorpje, zo klein dat het amper zichtbaar is door de bomen heen. Ze klauteren naar de rivierbank toe, vaak vergezeld door hun gehele familie, en stappen dan in of delen wat goederen uit. Het voelt telkens weer alsof we een nog niet- ontdekte junglestam aantreffen, welke ons op ieder moment met blaaspijpen kan gaan beschieten. In plaats daarvan zwaaien ze naar ons, en wanneer we terug zwaaien kan het geluk van de kinderen niet meer op. De slowboat is ten slotte ook net weer open na 2 jaar dicht te zijn geweest vanwege covid, dus veel van deze kinderen hebben misschien nog wel nooit een westerling gezien. Laat staan een westerling van 2 meter.

Na zo’n 7 uur op het water arriveren we in Pakbeng, een klein bergdorpje waar we één nachtje zullen slapen. Het ligt in the middle of nowhere en ontvangt enkel bezoekers van de langskomende slowboat. Ook hier is goed te merken dat het aanzicht van toeristen lang uit is gebleven: we worden onthaald alsof we als Willem en Max een stad inlopen tijdens koningsdag. Blije ouders, hysterische kinderen en een stormvloed aan tuktuk chauffeurs. Ze brengen ons naar een van de plaatselijke hotels, waar ons een onaangename verrassing staat te wachten.

Onze hotelkamer komt regelrecht uit een horrorfilm. In de ruimte van 10 vierkante meter staan twee eenpersoons bedden en een houten tafel, verlicht door een kille, witte lamp. Op de muur achter het rechterbed bevindt zich een verzameling bloedspetters, afkomstig van een vorig avontuur wat zich in de kamer heeft afgespeeld. We besluiten van de situatie gebruik te maken door onze ouders wat foto’s te sturen. Gewoon, om te laten zien dat alles goed met ons gaat.

Vervolgens haasten we de kamer uit om wat te gaan eten. We kiezen een tafel uit en komen er na twee minuten achter dat er een enorme spin boven onze hoofden bungelt. In het kader van angsten overwinnen blijven we stug zitten, terwijl we het monster met een schuin oog in de gaten houden. Een meneer komt onze bestelling opnemen. Stef kiest een Beerlao, het populairste (en enige) bier van Laos, en Simone gaat voor een grote cola. ‘Bottle okay?’, vraagt de meneer aan Simone. We snappen het niet zo goed en knikken maar ja.

Met nog een liter cola over stappen we de volgende dag weer op de boot. We zullen vandaag zo’n 8 uur op het water zitten, ietsjes langer dan gisteren. De tocht is vergelijkbaar met de dag ervoor; We passeren wederom talloze junglestammen, natuurfenomenen en leren nieuwe mensen kennen, terwijl de uren voorbij vliegen. Tegen de tijd dat Luang Prabang in zicht is vinden we het stiekem zelfs een beetje jammer dat we de boot moeten verlaten.

We weten niet in hoeverre de lieve mevrouw die ons de slowboat-tickets verkocht wist wat ons allemaal te wachten stond. Maar een ding is zeker: we zijn in Laos!